Vierde tranche

Uit kennis.vinx.nu
Versie door Han (Overleg | bijdragen) op 21 dec 2015 om 09:28

Ga naar:navigatie, zoeken


Inhoud

Strekking

In de vierde tranche komen onder andere ziekenhuizen, gieterijen, hondenkennels en asbestverwijderingsbedrijven onder het Activiteitenbesluit te vallen.

Verder wordt het normatieve deel van de Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR) in het Activiteitenbesluit ondergebracht. Ook komen het Besluit LPG-tankstations, het Besluit hefschroefvliegtuigen ziekenhuizen en de Regeling op-, overslag en distributie benzine in het Activiteitenbesluit.

Tot slot is er een aantal wijzigingen ter verduidelijking van voorschriften, verlichting van lasten en reparatiepunten. Zo komt het overgangsrecht in hoofdstuk 3 en 4 van het besluit en de regeling te staan. Ook komen er erkende energiebesparende maatregelen in de Activiteitenregeling.

Naast het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling wijzigen ook het Besluit omgevingsrecht, het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit lozen buiten inrichtingen en de Ministeriële regeling omgevingsrecht.


Officiële Publicatie

De publicatie tot wijziging van het Activiteitenbesluit is gepubliceerd op 1 oktober 2015 en is hier te vinden.

De publicatie tot wijziging van de Activiteitenregeling is gepubliceerd op 2 oktober 2015 en is hier te vinden.


Voorpublicaties

De voorpublicatie tot wijziging van het Activiteitenbesluit is gepubliceerd op 7 juli 2014 en is hier te vinden.

De voorpublicatie tot wijziging van de Activiteitenregeling is gepubliceerd op 6 augustus 2014 en is hier te vinden.


Datum van inwerkingtreding

Energiebesparing: 1 december 2015

Overige onderdelen: 1 januari 2016

Het Besluit van 21 november 2015 tot vaststelling van de momenten van inwerkingtreding is hier te vinden.

Inhoud van de wetswijzigingen

De vierde tranche bevat een dermate grote hoeveelheid wijzigingen dat er per hoofdstuk, afdeling of paragraaf overzichten zijn opgesteld van de veranderingen. Is een onderdeel niet vermeld, dan betekent dit dat daar geen veranderingen in zullen zijn. Per onderdeel in het AB zijn tegelijk de wijzigingen in de bijbehorende onderdelen van de AR vermeld.

Onderaan is een overzicht opgenomen van de wijzigingen ten opzichte van de voorpublicatie.


Hoofdstuk 1 Algemeen

Hoofdstuk 2 Algemene regels ten aanzien van alle activiteiten

Afdeling 2.2 Lozingen

Afdeling 2.3 Lucht en geur

Afdeling 2.4 Bodem

Afdeling 2.5 Afvalbeheer

Afdeling 2.6 Energiebesparing

Afdeling 2.7 Verkeer en vervoer

Afdeling 2.8 Geluidhinder

Afdeling 2.10 Financiële zekerheid

Hoofdstuk 3 Bepalingen met betrekking tot activiteiten, tevens geldend voor inrichtingen type C

Afdeling 3.1 Afvalwaterbeheer

Paragraaf 3.1.3 Lozen van hemelwater

Paragraaf 3.1.4 Behandelen van huishoudelijk afvalwater op locatie

Paragraaf 3.1.4a. Behandeling van stedelijk afvalwater

Paragraaf 3.1.6 Lozen tgv werkzaamheden aan vaste objecten

Nieuw: Paragraaf 3.1.7 Handelingen in een oppervlaktewaterlichaam

Nieuw: Paragraaf 3.1.8 Lozen tgv schoonmaken drinkwaterleidingen

Nieuw: Paragraaf 3.1.9 Lozen van afvalwater tgv calamiteitenoefeningen

Afdeling 3.2 Installaties

Paragraaf 3.2.1 Stookinstallatie

Paragraaf 3.2.2 Aardgasdruk

Paragraaf 3.2.3 Windturbine

Paragraaf 3.2.4 Rioolwater

Paragraaf 3.2.6 Koelinstallatie

Paragraaf 3.2.8 Gesloten bodemenergiesysteem

Afdeling 3.3 Activiteiten met voer- of vaartuigen

Het opschrift van afdeling 3.3 komt te luiden:

Afdeling 3.3. Activiteiten met voertuigen, vaartuigen of luchtvaartuigen

Onderdeel FFF

Het toepassingsbereik van afdeling 3.3 is uitgebreid met een paragraaf 3.3.6 (nieuw) over het gebruik van traumahelicopters bij ziekenhuizen.


Wijzigingen in de paragrafen:


Paragraaf 3.3.1 Afleveren vloeibare brandstof of gecomprimeerd aardgas wegverkeer

Paragraaf 3.3.2 Uitwendig wassen motorvoertuigen

Paragraaf 3.3.3 Demonteren autowrakken

Paragraaf 3.3.4 Parkeergarage

Paragraaf 3.3.5 Jachthaven

Nieuw: Paragraaf 3.3.6 Het gebruik van hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen

Afdeling 3.4. Opslaan van stoffen of het vullen van gasflessen

Paragraaf 3.4.1 Opslaan van propaan

Paragraaf 3.4.2 Opslaan in ondergrondse opslagtanks

Paragraaf 3.4.3 Opslaan en overslaan van goederen

Paragraaf 3.4.5 Opslaan van agrarische bedrijfsstoffen

Paragraaf 3.4.6 Opslaan van drijfmest en digestaat

Paragraaf 3.4.7 Opslaan van vloeibare bijvoedermiddelen

Paragraaf 3.4.8 Het vullen van gasflessen met propaan of butaan

Paragraaf 3.4.9 Opslaan van gasolie e.d. in een bovengrondse opslagtank

Nieuw: Paragraaf 3.4.10 Opslaan of bewerken van ontplofbare stoffen of voorwerpen bij defensie-inrichtingen

Nieuw: Paragraaf 3.4.11 Op- en overslaan van verwijderd asbest

Afdeling 3.5 Agrarische activiteiten

Paragraaf 3.5.1 Telen of kweken van gewassen in een kas

Paragraaf 3.5.2 Telen en kweken van gewassen in een gebouw

Paragraaf 3.5.3 Telen van gewassen in de open lucht

Paragraaf 3.5.4 Waterbehandeling voor agrarische activiteiten

Paragraaf 3.5.5. Aanmaken gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen

Paragraaf 3.5.6 Het behandelen van gewassen

Paragraaf 3.5.7 Composteren

Paragraaf 3.5.8 Houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven

Paragraaf 3.5.9. Bereiden van brijvoer voor eigen landbouwhuisdieren

Nieuw: Paragraaf 3.5.10 Kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen

Afdeling 3.6 Voedingsmiddelen

Paragraaf 3.6.1 Bereiden van voedingsmiddelen

Paragraaf 3.6.2 Slachten van dieren e.d.

Paragraaf 3.6.3 Industrieel vervaardigen voedingsmiddelen of dranken

Afdeling 3.7 Sport en recreatie

Paragraaf 3.7.1 Binnenschietbanen

Paragraaf 3.7.2 Traditioneel schieten

Paragraaf 3.7.3 Bieden van gelegenheid voor het beoefenen van sport in de buitenlucht

Paragraaf 3.7.4 Recreatieve visvijvers

Paragraaf 3.7.5 Gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen op sport- of recreatieterreinen

Afdeling 3.8. Overige activiteiten

Paragraaf 3.8.1 Tandheelkunde

Paragraaf 3.8.2 Gemeentelijke milieustraat

Nieuw: Paragraaf 3.8.3 Buitenschietbanen

Nieuw: Paragraaf 3.8.4 Coaten of lijmen van planten of onderdelen van planten

Nieuw: Paragraaf 3.8.5 Fokken, houden of trainen van vogels of zoogdieren

Hoofdstuk 4. Bepalingen mbt overige activiteiten geldend voor een inrichting type A of B

Afdeling 4.1. Op- en overslaan van gevaarlijke en andere stoffen

Paragraaf 4.1.1 Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking

Paragraaf 4.1.2 Opslaan van vuurwerk e.d.

Paragraaf 4.1.3 Opslaan van stoffen in opslagtanks

Paragraaf 4.1.5 Gebruik of opslag van bepaalde organische peroxiden

Afdeling 4.3 Activiteiten met betrekking tot hout of kurk

Paragraaf 4.3.1 Mechanische bewerkingen van hout of kurk

Paragraaf 4.3.2 Reinigen, coaten of lijmen van hout of kurk

Afdeling 4.4 Activiteiten met betrekking tot rubber of kunststof

Paragraaf 4.4.1 Mechanische bewerkingen van rubber of kunststof

Paragraaf 4.4.2 Reinigen, coaten of lijmen van rubber of kunststof

Paragraaf 4.4.3 Wegen of mengen van rubbercompounds e.d.

Afdeling 4.5 Activiteiten met betrekking tot metaal

Paragraaf 4.5.1 Bewerking van metalen

Paragraaf 4.5.2 Lassen van metalen

Paragraaf 4.5.3 Solderen van metalen

Paragraaf 4.5.4 Stralen van metalen

Paragraaf 4.5.5 Reinigen, lijmen of coaten van metalen

Paragraaf 4.5.6 Aanbrengen anorganische deklagen op metalen

Paragraaf 4.5.7 Beitsen of etsen van metalen

Paragraaf 4.5.8 Elektrolytisch of stroomloos aanbrengen van metaallagen

Paragraaf 4.5.9. Drogen van metalen

Paragraaf 4.5.10 Aanbrengen conversielagen op metalen

Paragraaf 4.5.11 Thermisch aanbrengen van metaallagen

Paragraaf 4.5.12 Lozen van afvalwater

Nieuw: Paragraaf 4.5.13 Smelten en gieten van metalen

Afdeling 4.5a Activiteiten met betrekking tot steen

Paragraaf 4.5a.1 Mechanische bewerkingen van steen

Paragraaf 4.5a.2 Aanbrengen van lijmen, harsen of coatings op steen

Paragraaf 4.5a.3 Chemisch behandelen van steen

Paragraaf 4.5a.4 Het vervaardigen van betonmortel

Paragraaf 4.5a.5 Het vormgeven van betonproducten

Paragraaf 4.5a.6 Het breken van steenachtig materiaal

Afdeling 4.6 Activiteiten mbt motoren, motorvoer- en vaartuigen en andere gemotoriseerde apparaten

Paragraaf 4.6.1 Lozen van afvalwater (algemeen)

Paragraaf 4.6.3 Afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen

Paragraaf 4.6.4 Afleveren vloeibare brandstof of gecomprimeerd aardgas anders dan wegverkeer

Paragraaf 4.6.5 Onderhouden of repareren van motoren

Paragraaf 4.6.6 Onderhouden, repareren of afspuiten van pleziervaartuigen

Afdeling 4.7 Activiteiten met betrekking tot grafische processen

Paragraaf 4.7.1 Ontwikkelen of afdrukken van fotografisch materiaal

Paragraaf 4.7.2 Zeefdrukken

Paragraaf 4.7.3 Vellenoffset druktechniek

Paragraaf 4.7.3a Rotatieoffset druktechniek

Paragraaf 4.7.3b. Flexodruk of verpakkingsdiepdruk

Afdeling 4.7a Activiteiten met betrekking tot papier, karton of textiel, textiel, leer of bont

Titel Afdeling 4.7a wordt aangepast: "textiel, leer of bont" wordt er aan toegevoegd

Paragraaf 4.7a.1 Bewerken, lijmen, coaten of lamineren van papier of karton

Paragraaf 4.7a.2 Reinigen of wassen van textiel

Paragraaf 4.7a.3 Mechanische bewerking of verwerking van textiel

Paragraaf 4.7a.4 Lassen van textiel

Paragraaf 4.7a.5 Lijmen, coaten of veredelen van textiel, leer of bont

Afdeling 4.8 Overige activiteiten

Paragraaf 4.8.1 Inwendig reinigen of ontsmetten van transportmiddelen

Paragraaf 4.8.6 In werking hebben van een acculader

Paragraaf 4.8.9 In werking hebben van een crematorium

Paragraaf 4.8.10 In werking hebben van een laboratorium of praktijkruimte

Hoofdstuk 5 Industriële emissies

Afdeling 5.1. Industriële emissies

Paragraaf 5.1 Grote stookinstallatie

Nieuw: Paragraaf 5.1.4 Installatie, als onderdeel van olieraffinaderijen, voor de productie van zwavel

Nieuw: Paragraaf 5.1.5 Stookinstallatie voor de regeneratie van glycol

Nieuw: Paragraaf 5.1.6 Installatie voor de productie van asfalt

Nieuw: Paragraaf 5.1.7 Installatie voor de op- en overslag van vloeistoffen

Nieuw: Paragraaf 5.2.1 Opslaginstallaties

Nieuw: Paragraaf 5.2.2 Overslaginstallaties

Nieuw: Paragraaf 5.3.1 LPG-tankstations

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Paragraaf 6.29 AB

Paragraaf 6.1 AR

Verschillen met voorpublicatie

Het Wijzigingsbesluit en de Wijzigingsregeling zijn in de zomer van 2014 voorgepubliceerd. Sindsdien zijn er nog artikelen gewijzigd. De belangrijkste verschillen voor het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling zijn, in volgorde van het besluit:

  • Diverse artikelen zijn verduidelijkt, onder meer rond energie en rond de inbouw van de NeR
  • De werkingssfeer van de gewijzigde afdeling 2.3 Lucht is verduidelijkt voor IPPC-installaties
  • Er is een wijziging in het afwegingsgebied van de berekende kosteneffectiviteit van luchtemissie maatregelen. Voor maatregelen waarvan de berekende waarde zich binnen het bereik bevindt doet het Activiteitenbesluit geen uitspraak. Het is aan het bevoegd gezag om in dat geval te bepalen wat kosteneffectief is.
  • Voor geurvoorschriften uit de vergunning is het overgangsrecht vijf in plaats van drie jaar
  • Er is een energiemaatregel toegevoegd: isolatie van leidingen en appendages (sectoren kantoren, zorg en onderwijs)
  • Om goud- en edelsmeden uit te sluiten van de voorschriften, is de werkingssfeer van de nieuwe activiteit smelten en gieten van metalen aangepast
  • Het vullen van wisselreservoirs bij LPG-tankstations is niet langer toegestaan
  • De bijlage bij de Activiteitenregeling met oppervlaktewateren die geen bijzondere bescherming behoeven is aangepast
  • Daarnaast zijn veel toelichtingen bij de wijzigingen verduidelijkt. Een noemenswaardige wijziging van het Besluit omgevingsrecht betreft de zoneringsplicht voor motorcrossterreinen, waarop 8 uur per week of meer wordt gereden (bijlage I, onderdeel D). Deze wordt opgeheven voor terreinen waar alleen met elektrische motorvoertuigen wordt gereden.

Onderdeel 10 van de Nota van toelichting bij het Wijzigingsbesluit gaat in op de verschillen met de voorpublicaties. Ook gaan de artikelsgewijze toelichtingen hier her en der op in.

Bron: InfoMil

Transponeringstabellen

Transponeringstabel Activiteitenbesluit

Artikelen hoofdstuk 6 Artikelen hoofdstukken 2 tot en met 5
6.9 2.16a
6.10 2.9a
6.12 2.17a, eerste tot en met vijfde lid
6.13 2.20, achtste en negende lid
6.14 2.18, negende en tiende lid
6.15 2.17a, zesde lid, artikel 2.19a, vierde lid
6.16, eerste tot en met derde lid 2.19a, eerste tot en met derde lid
6.17, eerste lid 3.23, vijfde lid, 3.23c, derde lid, 4.82, vijfde lid
6.17, tweede lid 3.26c, derde lid, 3.26h, derde lid, 3.34, achtste lid, 4.71, tweede lid, 4.75, vierde lid
6.18 3.3, zesde en zevende lid
6.19 3.4, vierde en vijfde lid
6.19b 3.5b, vierde tot en met het achtste lid
6.20 tot en met 6.20d 3.10q tot en met 3.10u
6.21 3.12, negende tot en met elfde lid
6.21a 3.14a, vierde en vijfde lid
6.21b 3.15a, zesde lid
6.21c 3.16d, zesde lid
6.21d 3.16q
6.22 3.20, tiende tot en met twaalfde lid
6.22a 3.20, dertiende en veertiende lid
6.22b 3.20a, tweede tot en met vierde lid
6.22c 3.23b, derde tot en met het vijfde lid
6.24c 3.46, tweede en derde lid
6.24d 3.51, vierde en vijfde lid
6.24e 3.56, vijfde en zesde lid, 3.57, derde en vierde lid, 3.58, vijfde en zesde lid
6.24f, eerste lid 3.56, vierde lid
6.24f, tweede lid 3.58, derde lid
6.24g 3.56, derde lid
6.24h 3.58, vierde lid
6.24i 3.56, zevende, 3.57, vijfde lid. 3.58, zevende lid, 3.59, tweede lid
6.24j 3.63, achtste lid
6.24l 3.64, derde en vierde lid
6.24m 3.74a
6.24m1 3.76, zesde lid
6.24n 3.83, elfde lid
6.24o 3.90, zevende lid
6.24o1 3.91, vierde lid
6.24o3 3.102, twaalfde lid
6.24q 3.108, vierde en vijfde lid
6.24r 3.114a
6.24s 3.119a
6.24t 3.125, achtste lid
6.24u 3.125, negende en tiende lid
6.24v 3.125a
6.24w 3.30a, tweede lid
6.24x 3.131, zesde tot en met achtste lid
6.24y 3.134, zesde en zevende lid, 3.139, achtste en negende lid
6.25a 4.5b, tweede lid
6.33 4.74.0
6.33a 4.74p1
6.33b 4.77, vijfde en zesde lid
6.34 4.80a, tweede tot en met vierde lid
6.34c 4.104a, vierde en vijfde lid
6.35 4.124, vierde lid


Transponeringstabel Activiteitenregeling

Artikelen hoofdstuk 6 Artikelen hoofdstukken 2 tot en met 4
6.2, eerste lid 2.1, zevende lid
6.2, tweede lid 3.26, derde lid
6.4 3.3, tweede tot en met vierde lid
6.5 3.14, derde lid
6.5a 3.29, vijfde lid
6.5aa 3.23, derde tot en met vijfde lid, en 3.24, vijfde en zesde lid, 4.93, derde tot en met vijfde lid, 4.93a, vijfde en zesde lid
6.5b 3.34, vierde en vijfde lid
6.5ba 3.25, twaalfde lid, 4.94, achtste lid
6.5d 3.65, tiende lid
6.5e 3.67, vierde en vijfde lid
6.5g 3.68, vierde tot en met zesde lid
6.5h 3.69, negende lid
6.5ha 3.71c, vijfde lid
6.5i 3.98, zesde lid
6.6 4.4d
6.7 3.15, derde en vierde lid, 3.27j, vierde en vijfde lid, 4.38, vierde en vijfde lid, 4.40, negende en tiende lid, 4.44, vierde en vijfde lid, 4.46, negende en tiende lid, 4.50, zevende en achtste lid, 4.55, vierde en vijfde lid, 4.57, vierde en vijfde lid, 4.60, zevende en achtste lid, 4.64, negende en tiende lid, 4.68, twaalfde en dertiende lid, 4.71, vierde en vijfde lid, 4.74, vierde en vijfde lid, 4.77, vierde en vijfde lid, 4.81, vierde en vijfde lid, 4.84a, vijfde en zesde lid, 4.84g, derde en vierde lid, 4.84m, derde en vierde lid, 4.96, derde en vierde lid, 4.102a, vierde en vijfde lid, 4.102i, vierde en vijfde lid, 4.104a, vierde en vijfde lid, 4.104c, derde en vierde lid, 4.117, vierde en vijfde lid
6.8 3.27l, tweede lid, 3.103, vijfde tot en met zevende lid, 3.104, vierde en vijfde lid, 4.40, elfde en twaalfde lid, 4.46, elfde en twaalfde lid, 4.64, elfde en twaalfde lid, 4.68, veertiende en vijftiende lid, 4.84c, zesde en zevende lid, 4.100, vierde en vijfde lid, 4.102c, vijfde en zesde lid, 4.102f, zesde en zevende lid, 4.104d, zesde en zevende lid,
6.10, eerste, vierde, zesde en zevende lid 4.15a
6.10, achtste lid 4.14, vijfde lid
6.11a 4.114, elfde en twaalfde lid
6.11aa 4.84j, tweede en derde lid
6.11b 3.71d, zestiende en zeventiende lid, 4.15, tiende en elfde lid


Transponeringstabel vergunningplicht

2. Toe te voegen branches in de vierde tranche en vervallen vergunningplicht

2.1. Inleiding

Met dit wijzigingsbesluit wordt de reikwijdte van het Activiteitenbesluit verbreed doordat een aantal nieuwe activiteiten onder de werking van de algemene regels wordt gebracht en de plicht tot het hebben van een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, de zogenaamde omgevingsvergunning milieu vervalt. Het betreft het smelten en gieten van metalen (paragraaf 2.2), opslaan of bewerken van ontplofbare stoffen of voorwerpen bij defensie-inrichtingen (paragraaf 2.3), schieten op buitenschiet-banen (paragraaf 2.4), kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen (paragraaf 2.5), dierencrematoria (paragraaf 2.6), honden, lawaaivogels en dierentuinen (paragraaf 2.7), asbestverwijdering (paragraaf 2.8), bloemenververijen (paragraaf 2.9), enkele activiteiten met mergel, grind en kalk (paragraaf 2.10).


Verder worden in het Activiteitenbesluit voorschriften gesteld met betrekking tot lozingen waarmee de vergunningplicht vanuit de Waterwet voor bepaalde handelingen en specifieke lozingen vanuit inrichtingen vervalt. Het betreft handelingen in een oppervlaktewaterlichaam (paragraaf 3.1.7 van het wijzigingsbesluit), lozen ten gevolge van het schoonmaken van drinkwaterleidingen (paragraaf 3.1.8 van het wijzigingsbesluit), lozen van afvalwater dat vrijkomt bij een calamiteit (paragraaf 3.1.9 van het wijzigingsbesluit). Deze activiteiten worden toegelicht in paragraaf 3.9, samen met de overige wijzigingen met betrekking tot water. Tevens heeft een doorlichting van de lijst met vergunningplichtige inrichtingen (Bijlage I bij het Bor) plaatsgevonden. Deze doorlichting betrof de meer dan 150 redenen voor vergunningplicht. Naar aanleiding daarvan zal voor een aantal andere activiteiten de vergunningplicht vervallen zonder dat daarvoor nieuwe voorschriften worden ingevoerd, omdat die voorschriften al in het besluit staan, zoals bij ziekenhuizen en instellingen voor medisch-specialistische zorg, of geen voorschriften nodig zijn. Ook zijn enkele redenen voor vergunningplicht, die vaak tot misverstanden leidden, aangepast of vervallen. Een voorbeeld is de vergunningplicht voor de productie of het verwerken van natuurhars, een activiteit die in Nederland niet voorkomt.


Ten slotte zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in het Bor die samenhangen met artikel 10.54a van de Wm en het intrekken van de Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen waarmee de regels over het mengen van gevaarlijke afvalstoffen in het Activiteitenbesluit en de Activiteiten-regeling worden samengebracht. Het voorschrift over het mengen van afvalstoffen en de grenzen voor vergunningplicht voor afvalstoffen in categorie 28.10, van onderdeel C, van bijlage I bij het Bor, zijn hierop aangepast. Een groot deel van de wijziging wordt in de Activiteitenregeling opgenomen. In de onderstaande tabel staat per activiteit opgenomen in hoeverre de activiteit voor de inwerkingtreding van het onderhavige wijzigingsbesluit vergunningplichtig was en in hoeverre dit na de inwerkingtreding van dit besluit is gewijzigd. Tevens is een verwijzing opgenomen naar het Bor waar de vergunningplichtige activiteiten werden benoemd en is aangegeven of en zo ja waar, in het Activiteitenbesluit nieuwe of aanvullende bepalingen voor de betreffende activiteit zijn opgenomen. Vergelijkbare informatie is ook opgenomen op de website van Rijkswaterstaat (www.infomil.nl). Hier is tevens de meest actuele versie van deze informatie beschikbaar.


Activiteiten die onder nieuwe voorschriften van het Activiteitenbesluit komen te vallen en waarvoor de vergunningplicht vervalt Vóór implementatie vierde tranche Ná implementatie vierde tranche Gevolgen regelgeving
• Aanwijzen vergunningsplicht Bor (bijlage I, onderdeel B, of categorie uit onderdeel C) of Waterwet
• Nieuwe voorschriften opgenomen in het Activiteitenbesluit (AB)
Gieterijen • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting, of • Bor: Cat. 12.3
• Omgevingsvergunning + type C • AB: §4.5.13
Defensieinrichtingen • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • OBM + Type B-inrichting, of • Bor: Cat. 29.3
• Omgevingsvergunning + type C • AB: §3.4.10 en §3.8.3
Buitenschietbanen • Type B-inrichting, of • Type B-inrichting, of • Bor: Cat. 17.3 en 29.3
• Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Omgevingsvergunning + type C-inrichting (grote schietterreinen defensie) • AB: §3.8.3
Kleinschalige mestvergisting (monovergisting, max. 25.000 m3 per jaar) • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • OBM + type B-inrichting • Bor: Cat. 7.5
• AB: §3.5.10
Dierencrematoria • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting • Bor: Cat. 1.4e
• AB: artikel 4.119 (§4.8.9)
Hondenkennels, volières en dierentuinen • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting • Bor: Cat. 8.3a/b
• AB: §3.8.5
Asbestverwijderingsbedrijven • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • OBM + type B-inrichting, of • Bor: Cat. 28.10
• Omgevingsvergunning + type C-inrichting (> 50 ton asbest) • AB: §3.4.11
Bloemververijen • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting • Bor: Cat. 4.4n
• AB: §3.8.4
Winnen, breken, malen, zeven of drogen van mergel, zand, grind en kalk • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting, of • Bor: Cat. 11.4k en l
• Omgevingsvergunning + type C-inrichting • AB: artikel 3.31, vierde lid (§3.4.3)
Activiteiten inzake • Watervergunning + type B-inrichting, of • Type B-inrichting, of • Waterwet jo artikel 1.6 AB
• Ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een oppervlaktewaterlichaam • Watervergunning + Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • AB: §3.1.7 t/m 3.1.9
• Lozen ten gevolge van het schoonmaken van drinkwaterleidingen
• Lozen van afvalwater dat vrijkomt bij een calamiteit
Veredelen van textiel • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • OBM + type B-inrichting, of • Bor: Cat. 4.7a/16.4a
• Omgevingsvergunning + type C (grote lawaaimakers) • AB: artikel 4.103da (§4.7a.5)
Ziekenhuizen • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting, of • Bor: Cat. 23.3
• Omgevingsvergunning + type C-inrichting (meeste academische ziekenhuizen) • AB: –
Sport- en recreatiebedrijven en terreinen voor modelvliegtuigen • Type B-inrichting, of Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting, of • Bor: Cat. 19.4a/b
• Omgevingsvergunning + type C (grote open lucht attractieparken) • Ab: –
Assemblage motorvoertuigen • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • OBM + type B-inrichting • Bor: Onderdeel B, 1b
• AB: –
Productie van houtvezels en houtplaatmateriaal: Spaanplaat, MDF, OSB-plaat, fineerplaat, triplex en multiplex • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting, of • Bor: Cat: 15.2a/b
• Omgevingsvergunning + type C-inrichting (vergunningplichtige activiteiten met afvalhout) • Ab: –
Pet food-bedrijven • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting, of • Bor: Cat. 9.4a
• Omgevingsvergunning + type C-inrichting (IPPC- installaties) • AB: –
Opslag ruwe cacao • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting • Bor: Cat. 9.4c
• AB: -
Vullen gasflessen: • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting • Bor: Cat. 2.7l
– Met verstikkende gassen (koelgassen) • AB: –
– Kleine draagbare zuurstofunits
Productie en toepassing van natuurharsen • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting • Bor: Cat. 6.3
• AB: –
Vervaardigen en bewerken van bont en leer • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting, of • Bor: Cat. 8.3n
• Omgevingsvergunning + type C-inrichting (ontharen en looien van huiden) • AB: –
Meelfabrieken • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting • Bor: Cat. 9.4b
• AB: –
Afmeren van zeegaande veerboten • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting, of • Bor: Cat. 13.4d
• Omgevingsvergunning + type C-inrichting (parkeren van meer dan 3 vrachtwagens met gevaarlijke stoffen) • Ab: –
Zelfklevend maken van materialen • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting, of • Bor: Cat. 16.4e
• Omgevingsvergunning + type C-inrichting (fabricage plakband) • AB: –
Kweken van ongewervelde dieren behalve schelpdieren in oppervlaktewater en maden van vliegende insecten • Omgevingsvergunning milieu + type C inrichting • Type B inrichting • Bor: Cat. 8.3
• AB: –
Diverse activiteiten met afval • Omgevingsvergunning + type C-inrichting • Type B-inrichting, of • Bor: Cat. 28.10
• OBM + type B-inrichting (mengen van afval bij Titel 10.4 Wm bedrijven) • AB: Afdeling 2.5


In onderstaande paragrafen wordt per activiteit ingegaan op de relevante wijzigingen.


Smelten en gieten van metalen

Met deze wijziging van het Activiteitenbesluit wordt een deel van de activiteit smelten en gieten van metalen, uitgezonderd goud, zilver en platina, door de invoeging van de nieuwe paragraaf 4.5.13 onder algemene regels gebracht. Het betreft het smelten en gieten van de metalen aluminium, lood, zink, tin en koper. Ook het smelten en gieten van de legeringen van deze metalen, met elkaar of met nikkel, vallen onder algemene regels en worden gereguleerd door het Activiteitenbesluit. Het gaat hierbij niet alleen om gieterijen die als hoofdactiviteit producten van metaal gieten, maar ook om inrichtingen met nevenactiviteit gieten. Het betreft ongeveer 150 inrichtingen in totaal.


Bij het «smelten en gieten van metalen» worden metalen in hun zuivere vorm of in combinaties van metalen (legeringen) vloeibaar gemaakt. Na het (eventueel) toevoegen van additieven wordt het vloeibare metaal in een vorm gegoten. Deze vorm kan eenmalig zijn (bijvoorbeeld gemaakt van zand dat behandeld is met een coating) of een zogenaamde duurvorm die vaker te gebruiken is. De keuze tussen eenmalige vorm of duurvorm hangt af van een groot aantal factoren, zoals de vraag naar het product (een eenmalige kerkklok versus een serieproductie van bijvoorbeeld tandwielen), het soort metaal dat gegoten wordt en de grootte van het werkstuk. Om holle werkstukken te kunnen maken, worden zogenaamde kernen aanbracht, die eenmalig (zand met een coating) of meermalig (bijvoorbeeld keramisch) kunnen zijn. De gietvorm en eventuele gietkern worden verwijderd en het metalen werkstuk wordt zo nodig verder bewerkt. Het smelten en gieten van metalen is vaak slechts een onderdeel van het totale productieproces. Het gegoten werkstuk moet meestal verder worden bewerkt tot een eindproduct. Het bewerken van metalen werkstukken (zoals slijpen, lassen, stralen) viel al onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit (paragrafen 4.5.1 tot en met 4.5.11). Het smelten en gieten van andere metalen dan aluminium, lood, zink, tin en koper kunnen leiden tot emissies naar het milieu, die vragen om een bedrijfsspecifieke aanpak. Een dergelijke aanpak past niet bij het uitgangspunt van algemene regels. Daarom blijft het smelten en gieten van andere metalen en legeringen, waaronder ijzer en ijzerlegeringen, op grond van categorie 12.3, onderdeel C, van bijlage I, bij het Bor vergunningplichtig.


Het smelten en gieten van metalen kan tot geurhinder leiden. Een generieke benadering voor (mogelijke) geurhinder die ook van toepassing is op het smelten en gieten van metalen is opgenomen in artikel 2.7a (nieuw). Het al dan niet ontstaan van geurhinder is zeer complex. Geurhinder vormt vaak een probleem binnen de inrichting als geheel. Artikel 2.7a (nieuw) geldt dan ook voor de combinatie van activiteiten die samenhangen met het smelten en gieten. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij dat artikel.


Mogelijke bronnen van geurhinder bij het smelten en gieten van metalen zijn:

  • het maken van thermohardende kernen;
  • het chemisch ontgassen van aluminiumbaden;
  • het koelen van producten in kleigebonden zand, vooral met producten met een hoge giettemperatuur waarbij de metaal/zandverhouding hoog is ten opzichte van het kleigehalte. Ook het toevoegen van additieven zoals houtmeel en maïsproducten aan de kernen kan in combinatie met kleigebonden vormen mogelijk leiden tot geurhinder;
  • het uitbreken van producten uit kleigebonden zand, vooral met producten met een hoge giettemperatuur waarbij de metaal/zandverhouding hoog is ten opzichte van het kleigehalte;
  • het uitbreken van producten uit met organische bindmiddelen gebonden zand, vooral met producten met een hoge giettemperatuur waarbij de metaal/zandverhouding en de kernzand/vormzandverhouding beide hoog zijn.


Opslaan of bewerken van ontplofbare stoffen of voorwerpen bij defensie-inrichtingen

Met deze wijziging worden de opslag van ontplofbare stoffen en voorwerpen bij de krijgsmacht onder algemene regels gebracht door middel van een nieuwe paragraaf 3.4.10. Tevens wordt het schieten in de open lucht in algemene regels toegevoegd onder de nieuwe paragraaf 3.8.3 (zie hieronder). Ook is de aanwijzing van de vergunningplicht voor defensie-activiteiten in bijlage I, bij het Bor geactualiseerd. De voorschriften zijn in overleg met het Ministerie van Defensie tot stand gekomen.


Vanuit de aard van de werkzaamheden heeft het Ministerie van Defensie (hierna: Defensie) een grote hoeveelheid ontplofbare stoffen en voorwerpen in de opslag. Ook worden ontplofbare stoffen en voorwerpen onderhouden of gemodificeerd in munitiewerkplaatsen. Om de regeldruk te verminderen zijn algemene regels opgesteld voor de Nederlandse en bondgenootschappelijke krijgsmachten die deze activiteiten uitvoeren (paragraaf 3.4.10 (nieuw)). Het is echter onwenselijk om deze activiteiten, die een aanzienlijk extern risico kennen, zonder voorafgaande toetsing door het bevoegd gezag toe te staan. Daarom is een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (hierna: OBM), een omgevingsvergunning zonder voorschriften, voor deze activiteiten ingevoerd. Omdat bij de aanvraag een kwantitatieve risicoanalyse (munitie-QRA) moet worden gevoegd, wordt hiermee de samenhang tussen locatie en externe veiligheid geborgd. De munitie-QRA speelt een rol bij het uiteindelijk vastleggen van vei-ligheidszones in gemeentelijke bestemmingsplannen. Deze munitie-QRA wordt zowel met de minister van Infrastructuur en Milieu als met het gemeentebestuur afgestemd. Het gaat bij een munitie-QRA over ontplofbare stoffen en voorwerpen van de klassen 1.1, 1.2 of meer dan 50 kilogram van de klasse 1.3 zoals genoemd in het ADR3 . Rondom de opslag- en onderhoudsinrichtingen van Defensie waar ontplofbare stoffen en voorwerpen van deze klassen worden opgeslagen of bewerkt, zijn veiligheidszones ingesteld op basis van een effectbenadering. Deze veiligheidszones zijn al langer bekend omdat deze zijn vastgelegd in bijlage 13 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening. Gemeentebesturen hebben deze veiligheidszones opgenomen in hun bestemmingsplannen. Bij toekomstige wijzigingen, bijvoorbeeld een verhoging van de opgeslagen hoeveelheden of een wijziging van het type opslaggebouw, kan een veiligheidszone ontstaan of kan de bestaande veiligheidszone groter worden. Na toestemming van het bevoegd gezag via de OBM, wordt deze wijziging in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening vastgelegd, waarna gemeentebesturen deze wijziging in hun bestemmingsplannen vastleggen. De eisen waaraan het opslaan of het bewerken van ontplofbare stoffen en voorwerpen moet voldoen, zijn vastgelegd in interne regelgeving van de minister van Defensie, namelijk de MP40-214 . Om te voorkomen dat de algemene regels gaan afwijken van de interne Defensie-regelgeving wordt in de Activiteitenregeling direct verwezen naar de vigerende MP40-21.


Schieten op buitenschietbanen

Dit wijzigingsbesluit voegt een nieuwe paragraaf 3.8.3 inzake buitenschietbanen toe aan het Activiteitenbesluit. In dit wijzigingsbesluit worden buitenschietbanen voor overheidsdiensten en buitenschietbanen voor sportieve en recreatieve doeleinden onderscheiden. Verschillen zijn er bijvoorbeeld op het gebied van wapens. Vanuit de aard van de verplichtingen en werkzaamheden voert het Rijk een aantal taken uit waarvoor personeel (defensiemedewerkers, politiemedewerkers en bijzondere bijstandseenheden) getraind en opgeleid moeten worden in de omgang met vuurwapens en ontplofbare stoffen. Voor het opleiden, trainen en oefenen zijn in Nederland verschillende locaties ingericht waar wordt geschoten met hand- en schoudervuurwapens op een buitenschietbaan ten behoeve van het opleidings- en trainingssysteem. Op deze banen is medegebruik door civiele partijen mogelijk. Voor dit civiele gebruik gelden dezelfde normen. Bij civiel medegebruik wordt bijvoorbeeld de geluidbelasting gezamenlijk met de militaire geluidbelasting bepaald. Het recreatief- en sportschieten op civiele schietbanen kent een grote variëteit aan afstanden waarover wordt geschoten met uiteenlopende vuistvuurwapens (pistool of revolver) en schoudervuurwapens (geweer) dan wel historische wapens. De schietsport omvat onder meer Olympische disciplines als kleiduivenschieten met hagelgeweren, die een specifiek type schietbaan vereisen.


Zowel bij buitenschietbanen voor overheidsdiensten als voor sportieve en recreatieve doeleinden treedt een bepaalde mate van milieubelasting op. De milieubelasting betreft voornamelijk externe veiligheid, geluidemissie en emissies naar de bodem en lucht. Voor de externe veiligheid wordt uitgegaan van de effectbenadering: binnen het gebied waar gevaar aanwezig is (de zogeheten onveilige zone) is de aanwezigheid van personen niet toegestaan. Schietbanen dienen te voldoen aan bepaalde constructieve eisen om de genoemde milieubelasting te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken. In de interne regelgeving van de minister van Defensie, namelijk de MP40-305 , zijn de constructieve eisen en de eisen aan de kogelvanger van een schermenbaan, een poortbaan, een poortkokerbaan, een kokerbaan en een vrije schietbaan beschreven. Deze eisen zijn via een verwijzing in de Activiteitenregeling naar die publicatie van toepassing op schietbanen voor overheidsdiensten. Voor de buitenschietbanen voor sportieve en recreatieve doeleinden worden de constructieve eisen opgenomen in voorschriften in de Activiteitenregeling.


Wat betreft de regulering van emissies naar de bodem wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). Op deze manier wordt aangesloten bij de stand der techniek (beste beschikbare technieken). Het is echter niet mogelijk voor deze activiteit een volledig verwaarloosbaar risico te garanderen gezien het feit dat niet voorkomen kan worden dat munitiebestanddelen, en dus bodembedreigende stoffen in de bodem terecht komen. Voor de schietbanen in beheer bij het Rijk worden de Gedragsrichtlijnen inzake bodemverontreiniging in staatseigendommen6 gevolgd bij het aankopen, in gebruik nemen en afstoten van locaties.


Bij het schieten worden afvalstoffen geproduceerd zoals kogelresten en patroonhulzen. Hierop zijn de algemene wettelijke verplichtingen voor afval van toepassing. Er ontstaan ook emissies naar de lucht zoals kruitstof en kruitgassen. Kruitstof en kruitgassen worden gezien als een onvermijdelijke diffuse uitstoot. Hieraan worden geen eisen gesteld.


Ten aanzien van schietgeluid wordt in de systematiek van het Activiteitenbesluit en de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening7 uitgegaan van een algemene uniforme norm waarvan bij maatwerk kan worden afgeweken. De bestaande normering, zoals vastgelegd in het Beleidsstandpunt Militair Schiet-geluid, gaat uit van deze systematiek. Ook met dit besluit wordt daarbij aangesloten. Het bevoegd gezag kan in bijzondere lokale omstandigheden afwijkende waarden vaststellen van ten hoogste 55 dB Bs,dan. Overigens moet worden opgemerkt dat dit besluit geen regels stelt voor de op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 aangewezen natuurgebieden. De gevolgen van de inrichting voor die gebieden worden beoordeeld in het kader van die wet. Door TNO is onderzoek8 verricht naar een dosis-effect relatie voor schietactiviteiten. Uit het onderzoek blijkt dat het geluid van schietactiviteiten bij gelijke belasting als hinderlijker wordt ervaren dan geluid van wegverkeer. Daarom is ervoor gekozen een specifieke waarderingsgrootheid voor schietgeluid te hanteren, namelijk de Bs,dan. Het verschil in de ervaren hinder tussen beide geluidtypen is bij schietgeluid met weinig lage frequenties kleiner dan voor schiet-geluid waarbij de lage frequenties meer dominant aanwezig zijn (zoals bijvoorbeeld bij zwaar geschut). Voor schietgeluid wordt daarom een correctiefactor op de geluidbelasting ingevoerd die afhankelijk is van het aandeel laagfrequent geluid. Uit het onderzoek blijkt verder dat voor schietgeluid de ervaren hinder op de zondag hoger ligt dan op werkdagen. Daarom is voor de zondag en voor feestdagen een extra correctie van 5 dB(A) opgenomen. Als deze correcties worden toegepast op het equivalente geluidniveau van schietgeluid dan is de aldus verkregen waarde (aangeduid met Bs,dan) wat betreft hinder vergelijkbaar met de hinder die verwacht wordt bij een gelijke waarde van het equivalente geluidniveau van wegverkeer. Deze «Bs,dan» staat voor de «Beoordeling schietgeluid, dag-avond-nacht» en beschrijft de geluidbelasting uitgedrukt als dag-avond-nachtwaarde.


Bij een melding voor een buitenschietbaan dient een akoestisch rapport te worden ingediend dat is opgesteld conform de ontwikkelde methodiek. Een norm van 50 dB Bs,dan sluit aan bij de bestaande uitvoeringspraktijk en is toereikend uit het oogpunt van de bescherming tegen geluidhinder. De schiet-geluidnorm geldt voor de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige objecten ten gevolge van de blootstelling aan geluid van schietactiviteiten. Bij de waarde van 50 dB Bs,dan worden, net als bij hinder van verkeersgeluid, maximaal 3,7% ernstig gehinderden verwacht. Voor de bestaande terreinen geldt gedurende een overgangsperiode van 5 jaar de huidige vergunde waarde. Binnen de overgangsperiode dient deze norm te worden omgezet naar een Bs,dan met een maximum van 55 dB Bs,dan. Deze waarde is lager dan de waarden die bij de normering voor wegverkeer, railverkeer en industrielawaai als maximaal toelaatbaar gelden (58–70 dB).


Kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen (monovergisting)

Dit wijzigingsbesluit brengt de kleinschalige vergisting van uitsluitend dierlijke mest (hierna: monovergisting) onder het Activiteitenbesluit in een nieuwe paragraaf 3.5.10. De overheid zet in op het rendabeler worden van verduurzaming in samenwerkingsverbanden door belemmeringen rond diverse projecten weg te nemen, de zogenaamde Green Deals. Door bestaande belemmeringen blijft een aanzienlijk potentieel van verduurzaming nog onbenut. In een aantal Green Deals is aandacht voor het stimuleren van monovergisting, soms in algemene zin zoals bij de Green Deals «Groen Gas» en «Melk de Groene Motor». In de Green Deals «Biogas XL» en «Deal AgriModem» is expliciet afgesproken de procedure voor het realiseren van monovergisters te versnellen. Met deze wijziging geeft de overheid uitvoering aan deze toezegging. De voorschriften voor monovergisters staan in paragraaf 3.5.10 (nieuw). Deze voorschriften zijn afgeleid van de Handreiking monovergisting van mest9 , die door het bevoegd gezag al werd toegepast bij het verlenen van de omgevings-vergunning milieu. Het wijzigingsbesluit maakt monovergisting niet helemaal vergunningvrij maar vervangt de omgevingsvergunning milieu door een OBM. Daarnaast is een omgevingsvergunning nodig voor het bouwen en meestal ook voor het inpassen in het bestemmingsplan. Een initiatiefnemer kan deze drie vergunningen tegelijkertijd aanvragen. De reguliere voorbereidingsprocedure is van toepassing. Zie voor een verdere toelichting de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 3.129a tot en met 3.129h en bij de wijziging van categorie 7.5, onderdeel h, van onderdeel C, van bijlage I bij het Bor.


Dierencrematoria

Met het wijzigingsbesluit «eerste tranche van de tweede fase» zijn de ongeveer 65 humane crematoria onder algemene regels gebracht10 . Met het onderhavige wijzigingsbesluit worden de hiermee vergelijkbare 45 dierencrematoria onder algemene regels gebracht door middel van een nieuwe paragraaf 4.8.9. Dierencrematoria cremeren gezelschapsdieren en huisdieren, zoals honden, katten, fretten en hamsters. Een deel van de dierencrematoria is uitgevoerd met een strooiveld voor de verstrooiing van crematie-as. In de voorschriften voor dierencrematieovens en strooivelden is aangesloten bij de voorschriften voor humane crematoria en de voorschriften die in de omgevingsvergunningen milieu werden opgenomen.


Voor de verwijdering van gezelschapsdieren en huisdieren is ook wetgeving opgesteld vanuit de Verordening dierlijke bijproducten11 . In de toelichting bij de wijziging van de Activiteitenregeling wordt op enkele aspecten rond voedselveiligheid ingegaan. Het gaat bij dierencrematoria niet om de destructie van landbouwhuisdieren, die aan strikte regels is gebonden. Voor een destructiebedrijf blijft de vergunningplicht gelden op grond van categorie 8.3 onder p (nieuw), van onderdeel C, van bijlage I, bij het Bor. Landbouwhuisdieren mogen niet gecremeerd worden in een dierencrematorium. Paarden worden ook beschouwd als landbouwhuisdieren, ook als ze niet voor landbouwdoeleinden worden gebruikt. Het kadaver van een paard mag echter wel worden verbrand in een erkend huisdierencrematorium12 . De eisen die met dit wijzigingsbesluit in het Activiteitenbesluit worden opgenomen, gelden hiermee ook voor de crematie van paarden in een dierencrematorium.


De activiteiten van een dierencrematorium zijn op zichzelf aan te merken als een IPPC-installatie, een installatie voor industriële activiteiten als bedoeld in bijlage I bij de Richtlijn industriële emissies13 (hierna: EU-richtlijn industriële emissies), maar het is onwaarschijnlijk dat de drempelwaarde van 10 ton per dag gehaald wordt.


Houden van honden en bepaalde sier- en roofvogels in de buitenlucht

Het wijzigingsbesluit voegt een nieuwe paragraaf 3.8.5 getiteld «Fokken, houden of trainen van vogels of zoogdieren» toe aan het Activiteitenbesluit. De geluidbeoordeling bij het houden van honden en bepaalde sier- en roofvogels in de buitenlucht is complex, vooral omdat dieren zich lastig laten «vangen» in een akoestisch onderzoek. Voor de professionals in deze sector zoals een dierenasiel of een grote hondenfokker is het bestemmingsplan leidend om een geschikte locatie te vinden. Geluidhinder komt helaas niet alleen van bedrijfsmatige activiteiten. Juist een «uit de hand gelopen dierenhobby» kan zorgen voor veel lokale discussies. Als de gemeente klachten ontvangt over een dierenhobby, speelt de juridische vraag een rol of er sprake is van een inrichting in de zin van de Wm. In de praktijk wordt die discussie vaak beslecht door met de burger die een dierenhobby heeft afspraken, te maken over het beperken van de hobby zodat er geen sprake meer is van een inrichting en een vergunning niet nodig was.


Met deze wijziging vervalt de vergunningplicht ook voor deze dierenhobby’s. Als er klachten binnen komen over een dierenhobby zal de gemeente, net als voorheen, moeten vaststellen of er sprake is van een inrichting. Is dat het geval, dan is de vraag of de voorschriften voor geluid (of geur) worden overschreden en of maatwerk daarvoor een oplossing kan bieden. Lukt dat niet, omdat de locatie te ongunstig is, dan ligt het voor de hand dat de gemeente met de burger die een dierenhobby heeft, afspraken maakt over het beperken van de hobby zodat er geen sprake meer is van een inrichting. 2.8. Op- en overslaan van verwijderd asbest van eigen werkzaamheden Met dit wijzigingsbesluit komt het op- en overslaan van verwijderd asbest van eigen werkzaamheden van de inrichting (asbestverwijderingsbedrijven) onder het Activiteitenbesluit te vallen in een nieuwe paragraaf 3.4.11. Vanwege de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen14 kan de vergunningplicht hiervoor niet volledig worden opgeheven. De omgevingsvergunning milieu is vervangen door een OBM en de voorschriften voor de opslag worden in het Activiteitenbesluit opgenomen. Het gaat hierbij niet om de «werken» waar ze het asbest verwijderen, maar om de bedrijfslocaties van waaruit de inrichtingen werken. Als de inrichting op een dergelijke locatie ook partijen asbest opslaat die zijn vrijgekomen bij de werken, was voor die locatie een omgevingsvergunning milieu nodig. De vergunningplicht voor (de opslag van asbest bij) asbestverwijderingsbedrijven volgt uit categorie 28.10, van onderdeel C, van bijlage I bij het Bor. Sommige afvalstoffen zijn uitgezonderd van die vergunningplicht maar voor het opslaan van asbest bij een asbestverwijderingsbedrijf gold tot nu toe nog wel een vergunningplicht.


Zoals opgemerkt volgt de vergunningplicht voor handelingen met afvalstoffen uit de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen. De omgevingsvergunning milieu kan echter wel vervangen worden door de OBM. Het OBM-plichtig worden van asbestverwijderingsbedrijven houdt het volgende in. Om asbest te mogen opslaan is eenmalig een OBM nodig, namelijk alleen bij oprichting van een inrichting of aanvang van de activiteit. Bij wijzigingen hoeft de drijver van de inrichting alleen een melding te doen. Bij de aanvraag om een OBM hoeft de drijver van de inrichting geen extra gegevens aan te leveren. De melding op grond van het Activiteitenbesluit volstaat. De voorschriften voor de inrichting staan in het Activiteitenbesluit. Er is op dit moment bijvoorbeeld al een OBM voor de opslag van asbest bij de gemeentelijke milieustraat (artikel 2.2a, tweede lid onder a, van het Bor).


De vrijstelling van de omgevingsvergunning milieu is niet onbegrensd. Het uitgangspunt is dat als bij een sanering een hoeveelheid asbest vrijkomt die even groot is als of groter is dan wat in één container past, die hoeveelheid direct van de verwijderingslocatie naar de stortlocatie gaat. Een asbestverwijderingsbedrijf kan vanaf de verwijderingslocatie een hoeveelheid asbest waarmee een container niet volledig gevuld zou zijn mee terug nemen en op de eigen locatie in een container opslaan. Als de container vol is, voert de drijver van de inrichting hem af. De totale hoeveelheid verwijderd asbest die een asbestverwijderingsbedrijf zonder omgevingsvergunning milieu, maar met een OBM, mag opslaan is 50 ton. Bij het opslaan van meer asbest kan ook de EU-richtlijn industriële emissies van toepassing zijn. Met deze wijziging is het dus niet verboden om meer dan 50 ton asbest op te slaan, maar bij overschrijding van die grens is een omgevingsvergunning milieu nodig.


Bloemenververijen

Het verven van bloemen en planten wordt gereguleerd in de nieuwe paragraaf 3.8.4 Coaten of lijmen van planten of onderdelen van planten.


Enkele activiteiten met mergel, grind en kalk

Deze activiteiten betreffen inrichtingen voor het breken, malen, zeven of drogen van mergel, zand, grind, kalk, steenkolen of andere mineralen of derivaten daarvan. De vergunningplicht gaat gelden vanaf een hogere drempel in categorie 11.4, onder l, van onderdeel C, van bijlage I, bij het Bor. Onder die drempel geldt er voor het zeven een nieuw voorschrift in paragraaf 3.4.3 Op- en overslag van goederen.


Activiteiten waarvoor de vergunningplicht vervalt zonder extra voorschriften

Algemeen

Bij de doorlichting van de vergunningplichtige lijst in bijlage I bij het Bor is bekeken of er redenen zijn waardoor een vergunningplicht voor onderdelen over-bodig is. Dat is het geval indien de voorschriften voor de betreffende activiteit al in het Activiteitenbesluit staan en voldoen. Het doel van de doorlichting is vooral het opschonen van de vergunningplichtige lijst. Een beperkt aantal vergunningen vervalt hierdoor.

Het gaat bijvoorbeeld om een aantal handelingen met afvalstoffen die, zonder daarvoor extra voorschriften te introduceren, onder het Activiteitenbesluit kunnen worden gebracht. Het betreft de assemblage van motorvoertuigen of de productie van spaanplaat, waarvoor de voorschriften al in het Activiteitenbesluit staan, een aantal grote sport- en recreatie-inrichtingen die zonder extra voorschriften onder het Activiteitenbesluit kunnen vallen en terreinen waar in de open lucht met modelvliegtuigen wordt gevlogen. Bij deze laatste twee categorieën zal overigens wel vaak maatwerk, vooral voor geluid, aan de orde zijn. Het bovenstaande geldt ook voor ziekenhuizen en instellingen voor medisch-specialistische zorg waarop in het navolgende zal worden ingegaan. Ziekenhuizen en instellingen voor medisch-specialistische zorg

Met dit wijzigingsbesluit worden ziekenhuizen en instellingen voor medisch-specialistische zorg als bedoeld in categorie 23.3, van onderdeel C, van Bijlage I bij het Bor, onder het Activiteitenbesluit gebracht. Gebleken is dat binnen deze categorie inrichtingen het met name gaat om activiteiten waarvoor al voorschriften zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit. Het gaat daarbij zowel om voorschriften die gelden voor vergunningplichtige en niet-vergunningplichtige inrichtingen. Ongeveer driekwart van het aantal de inrichtingen dat bij deze categorie hoort, gaat over naar de algemene regels. Het betreft ongeveer 75 inrichtingen. Wat betreft de ziekenhuizen gaat het vooral om de algemene ziekenhuizen. De academische ziekenhuizen blijven in de meeste gevallen vergunningplichtig op grond van een andere categorie uit onderdeel C van bijlage I bij het Bor. Het gaat om ziekenhuizen waar met genetisch gemodificeerde organismen onder ingeperkt gebruik wordt gewerkt of met overige biologische agentia (het wilde type) niveau 3 en 4. Voor het werken met -het wilde type- biologische agentia van niveau 1 en 2 staan overigens reeds algemene regels in het Activiteitenbesluit.

Het kan ook zijn dat ziekenhuizen vergunningplichtig blijven omdat zij de grenzen van andere categorieën uit onderdeel C, van bijlage I, bij het Bor, overschrijden, zoals de opslag van lachgas of van meer dan 100 m3 zuurstof in stationaire reservoirs. Dit komt voor bij enkele academische ziekenhuizen. Voor lozingen vanuit een ziekenhuis op het vuilwaterriool van afval van de gezondheidszorg bij mens en dier, zoals in sectorplan 19 van het Landelijk afvalbeheersplan15 is omschreven, zijn geen specifieke voorschriften opgenomen in het Activiteitenbesluit. Voor laboratoria zijn in de Activiteitenregeling wel gedragsvoorschriften opgenomen ten aanzien van het lozen van afvalwater op het vuilwaterriool en het voorkomen of beperken van diffuse emissies. Binnen de algemene systematiek van het Activiteitenbesluit zijn lozingen op het vuilwaterriool toegestaan, mits wordt voldaan aan de zorgplicht van artikel 2.1 en eventuele concrete voorschriften in het besluit. Omdat voor deze afvalstoffen in het Activiteitenbesluit geen concrete lozingsvoorschriften zijn opgenomen, geldt hier uitsluitend de zorgplicht. Sectorplan 19 geeft kortweg aan dat verbranden de minimumstandaard voor verwerking van deze afvalstoffen is. In het verlengde daarvan betekent dit ook dat lozen van deze stoffen in het vuilwaterriool niet toegelaten is. Mochten deze afvalstoffen toch in het vuilwaterriool worden geloosd, dan kan direct gehandhaafd worden op grond van de zorgplicht. De algemene regels voor lozingen uit het Activiteitenbesluit zijn nu reeds van toepassing op een groot aantal ziekenhuizen en instellingen. Deze set aan voorschriften is voldoende gebleken. Het afvalwater van de ziekenhuizen en instellingen die nu onder het Activiteitenbesluit worden gebracht verschilt niet wezenlijk van het afvalwater van de ziekenhuizen en instellingen die reeds onder algemene regels vallen, waardoor bovenstaande systematiek ook voor deze ziekenhuizen en instellingen een sluitend systeem zal zijn.


Externe links

Op de site van InfoMil is veel extra informatie te vinden. Een overzicht van de belangrijkste wijzigingen is hier te vinden.