Paragraaf 4.5.13 Smelten en gieten van metalen - vierde tranche
Samenvatting
Nieuwe paragraaf mbt het smelten en gieten van metalen. Deze paragraaf is van toepassing op:
- a. het smelten en gieten van metalen met uitzondering van goud, zilver, platina en legeringen met ten minste 30% van deze metalen tot ten hoogste 500 kilo per jaar;
- b. het maken en coaten van vormen en kernen in kleigebonden of chemisch gebonden zand ten behoeve van het gieten van metalen;
- c. het maken van croning- en coldbox-kernen ten behoeve van het gieten van metalen;
- d. het uitbreken en ontzanden van gietstukken;
- e. de koude regeneratie van zand ten behoeve van het gieten van metalen;
- f. het maken van de vorm met behulp van was, inclusief het verwijderen van de was, waaronder keramische vormen.
Activiteitenbesluit
Na artikel 4.74.0 (nieuw) wordt aan afdeling 4.5 een paragraaf toegevoegd, luidende:
§ 4.5.13 Smelten en gieten van metalen
In het besluit worden de volgende nieuwe artikelen opgenomen:
Nieuw: Artikel 4.74.1
Deze paragraaf is van toepassing op:
- a. het smelten en gieten van metalen met uitzondering van goud, zilver, platina en legeringen met ten minste 30% van deze metalen tot ten hoogste 500 kilo per jaar;
- b. het maken en coaten van vormen en kernen in kleigebonden of chemisch gebonden zand ten behoeve van het gieten van metalen;
- c. het maken van croning- en coldbox-kernen ten behoeve van het gieten van metalen;
- d. het uitbreken en ontzanden van gietstukken;
- e. de koude regeneratie van zand ten behoeve van het gieten van metalen;
- f. het maken van de vorm met behulp van was, inclusief het verwijderen van de was, waaronder keramische vormen.
Onderdeel TTTTT
Dit artikel geeft de reikwijdte van deze nieuwe paragraaf 4.5.13 aan. De activiteiten in de onderdelen a tot en met f vormen een samenhangend geheel, maar de inrichting hoeft niet al die activiteiten daadwerkelijk toe te passen.
De metalen in onderdeel a worden, meestal in de vorm van zogenaamde broodjes, in een smeltoven gedaan. De broodjes kunnen bestaan uit één metaal, zoals aluminium, waarin wel kleine hoeveelheden van andere metalen aanwezig kunnen zijn. Deze hoeveelheden zijn van nature aanwezig of zijn het gevolg van recycling waarbij kleine hoeveelheden met elkaar vermengd kunnen raken. Door edelmetalen uit te zonderen, is deze paragraaf niet van toepassing op het smelten van deze metalen en is deze activiteit ook een activiteit die een inrichting tot een inrichting type A maakt.
Het gesmolten metaal wordt in een vorm gegoten (onderdeel b). Eenmalige vormen worden vaak gemaakt uit chemisch gebonden zand (kwartszand waar een chemisch hardend bindmiddel aan toegevoegd is) of kleigebonden zand (zand met een aandeel klei, zoals betoniet). Daarnaast wordt, zeker bij chemisch gebonden zand, vaak een coating aangebracht op de vorm. Deze coating is meestal oplosmiddelhoudend en leidt tot emissies van vluchtige organische stoffen. Om bedrijfseconomische redenen en vanwege de arbeidsomstandigheden wordt deze coating zo spaarzaam mogelijk aangebracht en daarmee worden de emissies geminimaliseerd. Er worden in het Activiteitenbesluit dan ook geen eisen gesteld aan de emissies van vluchtige organische stoffen.
Naast zand en klei kunnen materialen zoals gips, waterglas of keramiek worden gebruikt voor eenmalige vormen. Een eenmalige vorm van bijvoorbeeld keramiek kan gemaakt worden met de verloren wasmethode (onderdeel f). Bij deze methode wordt gesmolten was in een mal van bijvoorbeeld metaal gegoten. Na het afkoelen vormt de gestolde was een positief van het uiteindelijke product. De was wordt in meerdere lagen bekleed met een keramisch materiaal. Nadat de keramische vorm is uitgehard, kan de was grotendeels worden verwijderd. De keramische vorm (negatief) wordt vervolgens in een oven verhit waardoor de keramische laag sintert en de achtergebleven resten van de was grotendeels smelten. Een klein deel verbrandt.
Op basis van metingen gedaan in opdracht van de Koninklijke Metaalunie, de FME en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu blijkt dat de emissies als gevolg van het verbranden van de was onder de vrijstellingsbepalingen van artikel 2.5 en 2.6 blijven als jaarlijks niet meer dan 500 kilogram was wordt verbruikt. Het jaarlijks verbruik blijkt uit de inkoop van de drijver van de inrichting. De aanwezige hoeveelheid was kan echter groter zijn omdat de was grotendeels wordt verwijderd en hergebruikt voordat de keramische vorm de oven in gaat. Het gieten waarbij meer dan 500 kilogram was per jaar wordt verbruikt, blijft op grond van categorie 12.3, onderdeel b, onderdeel C, bijlage I, bij het Bor, vergunningplichtig omdat de emissies dan een bedrijfsspecifieke aanpak vragen. Een laatste methode om eenmalige vormen te maken is de zogenaamde lost-foammethode. Omdat deze methode kan leiden tot emissies die een bedrijfs-specifieke benadering vragen, is gebruik van de lost-foammethode op grond van categorie 12.3, onderdeel b, onderdeel C, Bijlage I, bij het Bor, vergunningplichtig.
Naast eenmalige vormen kan gegoten worden in zogenaamde duurvormen die meermalig kunnen worden gebruikt en die bijvoorbeeld zijn gemaakt van kunststof, ijzer of staal.
De keuze tussen eenmalige vormen of duurvormen is van een groot aantal factoren afhankelijk. Eenmalige vormen zijn beter geschikt voor grote gietstukken en kleine oplages (van 1 stuk tot enkele tientallen), terwijl duurvormen geschikter zijn voor een meer seriematige productie. Ook bijvoorbeeld de soort metaal en de grootte van de werkstukken spelen een rol. Om (deels) holle werkstukken te kunnen maken wordt een kern aangebracht in de vorm (onderdeel c). Veel gebruikte methoden om kernen te maken zijn het croning-procédé en het coldbox-procédé.
Nadat het werkstuk uitgebroken is en ontzand (onderdeel d), hetgeen uiteraard alleen plaatsvindt bij verloren vormen uit chemisch of kleigebonden zand, kan het zand geregenereerd (onderdeel e) worden. De brokken vorm worden gebroken, gezeefd en zo nodig bevochtigd. Het zand kan vervolgens gebruikt worden voor een nieuwe vorm.
Nieuw: Artikel 4.74.2
1. Ten behoeve van het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van emissies van dioxines en polycyclische aromatische koolwaterstoffen naar lucht worden bij het smelten van metalen alleen metalen gesmolten die voldoen aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.
2. Onverminderd de artikelen 2.5, eerste, vierde en vijfde lid, en 2.6 is bij het smelten van metalen de emissieconcentratie van lood naar de lucht ten hoogste 0,5 milligram per normaal kubieke meter, indien de massastroom van lood naar de lucht gelijk is aan of groter is dan 2,5 gram per uur.
Onderdeel TTTTT
Op grond van artikel 4.74.2, eerste lid, worden in de Activiteitenregeling eisen gesteld aan de metalen die worden ingezet. Doordat de metalen «schoon» zijn, wordt gegarandeerd dat het smelten van de metalen niet leidt tot ongewenste emissies van dioxines en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s). In beginsel zullen metalen in de vorm van broodjes voldoen aan de eisen zoals deze zijn gesteld in de Activiteitenregeling, zoals ook moet blijken uit de productspecificaties die geleverd worden bij de geleverde metalen. Metaal dat vrijkomt na nabewerking van gietstukken (de zogenaamde «omloop») wordt weer ingezet als grondstof en zal, mits vrij van bijvoorbeeld metaalbewerkings-vloeistoffen, in beginsel voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Activiteiten-regeling. Het tweede lid ziet op lood- en loodverbindingen die kunnen vrijkomen bij het smelten van verschillende metalen. Lood kan van nature dan wel door «verontreiniging» van het metaal bij de recycling in kleine hoeveelheden aanwezig zijn in het te smelten metaal. Daarnaast wordt lood ook toegevoegd aan andere metalen om de giet- en producteigenschappen te beïnvloeden. Lood heeft een relatief laag smeltpunt (327,5 °C). Het smelten van lood (bij iets hogere temperatuur dan het smeltpunt, om tussentijdse stolling van het metaal te voorkomen) geeft slechts zeer lage loodemissies, zo blijkt uit metingen gedaan in opdracht van de Koninklijke Metaalunie, de FME en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Echter, lood dat wordt toegevoegd aan gesmolten metalen met een hoger smeltpunt (zoals koper of aluminium) zal voor een deel «verdampen» en tot luchtemissies leiden. In de Activiteitenregeling zijn erkende maatregelen opgenomen voor het smelten van legeringen waaraan lood wordt toegevoegd (of is toegevoegd door de leverancier).
Nieuw: Artikel 4.74.3
Onverminderd de artikelen 2.5, eerste, vierde en vijfde lid, en 2.6 is bij het maken en coaten van verloren gietvormen en kernen uit kleigebonden of chemische gebonden zand de emissieconcentratie van totaal stof ten hoogste 5 milligram per normaal kubieke meter, indien de massastroom van totaal stof naar de lucht gelijk is aan of groter is dan 200 gram per uur en ten hoogste 50 milligram per normaal kubieke meter indien de massastroom kleiner is dan 200 gram per uur;
Onderdeel TTTTT
Dit artikel stelt eisen aan het maken en coaten van zandvormen op basis van harsen die het zand chemisch binden, zoals furaanhoudende harsen en kleigebonden vormen (zie ook de toelichting bij artikel 4.74.1 onder b). Het maken van zandvormen kan leiden tot stofemissies.
Nieuw: Artikel 4.74.4
Onverminderd de artikelen 2.5, eerste, vierde en vijfde lid, en 2.6 is bij het maken van croning- en coldbox-kernen de emissieconcentratie van:
- a. totaal stof ten hoogste 20 milligram per normaal kubieke meter, indien de massastroom van totaal stof naar de lucht gelijk is aan of groter is dan 200 gram per uur en ten hoogste 50 milligram per normaal kubieke meter indien de massastroom kleiner is dan 200 gram per uur, en
- b. aminen ten hoogste 5 milligram per normaal kubieke meter.
Onderdeel TTTTT
Bij het maken van croning- en coldbox-kernen (zie ook de toelichting bij art 4.74.1, onderdeel c) kunnen stof en emissies van amines optreden. Vanuit milieuoogpunt maar ook vanuit bedrijfseconomisch perspectief worden deze emissies bij voorkeur gezamenlijk aangepakt. Een erkende maatregel die in de Activiteitenregeling op grond van dit wijzigingsbesluit is opgenomen, is een gaswasser. Een gaswasser is echter niet altijd in staat de algemene stofeis van 5 mg stof/Nm3 te halen. Voor de gecombineerde reiniging van stof en amines geldt daarom een afwijkende stofeis van 20 mg/Nm3 (of 50 mg/Nm3 bij een vracht van minder dan 200 gram/uur). Deze afwijkende eis maakte als bijzondere regeling onderdeel uit van de NeR en is overgenomen in het Activiteitenbesluit (artikel 4.74.4, onderdeel a).
Nieuw: Artikel 4.74.5
1. Onverminderd de artikelen 2.5, eerste, vierde en vijfde lid, en 2.6 is bij uitbreken van gietstukken de emissieconcentratie van totaal stof ten hoogste 5 milligram per normaal kubieke meter, indien de massastroom van totaal stof naar de lucht gelijk is aan of groter is dan 200 gram per uur en ten hoogste 50 milligram per normaal kubieke meter indien de massastroom kleiner is dan 200 gram per uur.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het gietstuk inclusief zandvorm vanwege het gewicht en de omvang niet verplaatsbaar is.
3. Bij het uitbreken en ontzanden van het gietstuk, bedoeld in het tweede lid, wordt ten behoeve van het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van emissies van totaal stof naar de lucht voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.
Onderdeel TTTTT
Het verwijderen van eenmalige vormen van zand (zowel chemisch gebonden als kleigebonden) leidt tot stofemissies. De hoeveelheid stof is mede afhankelijk van de grootte van het werkstuk en de temperatuur van het gegoten metaal (hoe heter het gegoten metaal, hoe meer water er verdampt uit de vorm). In beginsel moeten werkstukken worden uitgebroken en ontzand in afgesloten kasten, uitbreekstations, straalgangen etc. Het afgas van de gesloten installatie wordt in beginsel door een doelmatige filterende afscheider geleid. Deze erkende maatregel wordt opgenomen in de Activiteitenregeling. Grote of zware werkstukken met het vormzand eraan zijn echter niet of slecht te verplaatsen. In dergelijke gevallen mogen de werkstukken buiten een gesloten installatie worden uitgebroken, maar moet verspreiding van stof naar de omgeving zoveel mogelijk worden voorkomen. In de Activiteitenregeling zijn (erkende) maatregelen opgenomen om aan deze eis te kunnen voldoen.
Nieuw: Artikel 4.74.6
Onverminderd de artikelen 2.5, eerste, vierde en vijfde lid, en 2.6 is bij het koud regenereren van zand, de emissieconcentratie van totaal stof ten hoogste 5 milligram per normaal kubieke meter, indien de massastroom van totaal stof naar de lucht gelijk is aan of groter is dan 200 gram per uur en ten hoogste 50 milligram per normaal kubieke meter indien de massastroom kleiner is dan 200 gram per uur.
Onderdeel TTTTT
Het zand dat van de vorm is verwijderd, wordt gebroken, gezeefd en zo nodig bevochtigd. Het zand kan vervolgens worden gebruikt voor een nieuwe vorm. Op grond van dit wijzigingsbesluit is alleen zogenaamde koude zandregeneratie mogelijk. Thermische zandregeneratie kan leiden tot emissies die bedrijfsspecifiek zijn en daarmee minder geschikt voor regulering door middel van algemene regels.
Nieuw: Artikel 4.74.7
Bij de activiteiten, bedoeld in artikel 4.74.1, wordt ten behoeve van:
- a. het doelmatig verspreiden van emissies naar de buitenlucht, en
- b. het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico,
voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.
Onderdeel TTTTT
Onderdeel a biedt een basis voor het stellen van eisen aan de doelmatige verspreiding van de emissies in de buitenlucht, die verder zijn uitgewerkt in de Activiteitenregeling. Onderdeel b biedt een basis voor het stellen van eisen aan het bereiken van een verwaarloosbaar bodemrisico. Het gaat hier om een verwaarloosbaar bodemrisico in de giethallen: de eisen voor het buitenterrein (waar vaak de opslag plaatsvindt van grondstoffen) zijn gesteld in paragraaf 3.4.3. Vormzand is geen vaste bodembedreigende stof maar kan verontreinigd zijn met bodembedreigende stoffen.
Activiteitenregeling
Na artikel 4.84 wordt in afdeling 4.5 een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 4.5.12 Smelten en gieten van metalen
In de regeling worden de volgende nieuwe artikelen opgenomen:
Nieuw: Artikel 4.84.1
Ten behoeve van het voorkomen van emissies van dioxines en polycyclische aromatische koolwaterstoffen naar de lucht als bedoeld in artikel 4.74.2, eerste lid, van het besluit, worden uitsluitend metalen gesmolten die voldoen aan de volgende criteria:
- a. het metaal voldoet aan de technische standaarden die gelden voor reguliere toepassing van het metaal;
- b. de soort legering en de verhouding van metalen in de legering is bekend en kan worden aangetoond;
- c. het metaal is zichtbaar vrij van olie, olie-emulsies, smeermiddelen of vet, met uitzondering van verwaarloosbare hoeveelheden die geen druppelvorming tot gevolg hebben;
- d. het ingezette materiaal bezit geen van de eigenschappen van bijlage III van de kaderrichtlijn afvalstoffen, met dien verstande dat de eigenschappen van het metaal zelf of metalen in de legering zelf niet relevant zijn.
Onderdeel CCCCC
Dit artikel sluit aan bij de end of waste criteria die de Europese Commissie vaststelt. Volgens artikel 6, eerste en tweede lid, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen29 verliezen bepaalde afvalstromen het predictaat afval wanneer het afval een bepaalde behandeling ondergaat en voldoet aan bepaalde criteria. Voor de ijzer-, staal- en aluminiumschroot respectievelijk koperschroot zijn deze criteria op grond van een Europese verordening30 van kracht. Meer informatie vindt u op de website van RWS31 . Metalen of metaallegeringen die niet voldoen aan de boven beschreven criteria van een Europese verordening of aan de criteria van dit artikel, kunnen bij het smelten van die metalen tot emissies van dioxines en PAK’s leiden. Niet alleen zijn deze verbindingen zeer ongewenst, ze vragen ook om een bedrijfsspecifieke aanpak. Het inzetten van metalen die niet aan de Europese criteria of aan de criteria van dit besluit voldoen, is niet mogelijk onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Het voldoen aan de criteria van dit besluit betekent echter niet dat voldaan is aan de Europese criteria. Op grond van onderdeel a moet het metaal geschikt zijn om te worden ingezet voor reguliere toepassing van het metaal. Het moet daarom (nagenoeg) vrij zijn van plastics, textiel en andere niet-metalen. Dit zal nagenoeg in alle gevallen ook zo zijn omdat aanwezigheid van andere stoffen de producteigenschappen in veel gevallen negatief beïnvloedt. Voor aluminium(legeringen) zijn de technische standaarden verwoord in EN 13920-1: 2002 32 . De kaderrichtlijn afvalstoffen stelt in bijlage III criteria waardoor een afvalstof het kenmerk ‘gevaarlijk’ krijgt. Het gaat om eigenschappen zoals ontplofbaar, kankerverwekkend en giftig. Op grond van onderdeel d mag eventueel ingezet materiaal geen van de genoemde eigenschappen hebben. Het gaat hierbij echter niet om de intrinsieke eigenschappen van het metaal, zoals blijkt uit Verordening (EU) nr. 333/2011 van 31 maart 2011 en Verordening (EU) nr. 715/2013 van 25 juli 2013. Het gaat hierbij om (gevaarlijke) verontreinigingen (inclusief verontreinigingen die de in onderdeel a bedoelde technische standaarden niet beïnvloeden) die leiden tot een of meerdere van de eigenschappen, zoals bij voorbeeld radioactiviteit.
Nieuw: Artikel 4.84.2
Aan artikel 4.74.2, tweede lid, van het besluit, wordt in ieder geval voldaan indien:
- a. bij het smelten van koper en koperlegeringen, aluminium en aluminiumlegeringen, zink en zinklegeringen, tin en tinlegeringen, de legering ten hoogste 2% lood bevat;
- b. bij het smelten van koper en koperlegeringen, aluminium en aluminiumlegeringen, zink en zinklegeringen, tin en tinlegeringen, de legering ten hoogste 5% lood bevat en de smeltoven ten hoogste 200 uur in bedrijf is;
- c. bij het smelten van koper en koperlegeringen, aluminium en aluminiumlegeringen, zink en zinklegeringen, tin en tinlegeringen, de legering ten hoogste 10% lood bevat en de smeltoven ten hoogste 100 uur in bedrijf is;
- d. de afgezogen emissies van lood die vrijkomen, worden gevoerd door een filtrerende afscheider die in goede staat van onderhoud verkeert, periodiek wordt gecontroleerd en zo vaak als voor de goede werking nodig is, wordt schoongemaakt en vervangen.
Onderdeel CCCCC
Lood- en loodverbindingen kunnen vrijkomen bij het smelten van verschillende metalen. Lood kan van nature dan wel door ‘verontreiniging’ van het metaal bij de recycling in kleine hoeveelheden aanwezig zijn in het te smelten metaal. Daarnaast wordt lood ook toegevoegd aan andere metalen om de giet- en producteigenschappen te beïnvloeden. Dit varieert van kleine hoeveelheden tot tientallen procenten. Lood heeft een relatief laag smeltpunt (327,50C). Het smelten van lood (bij iets hogere temperatuur dan het smeltpunt, om tussentijdse stolling van het metaal te voorkomen) geeft slechts zeer lage loodemissies, zo blijkt uit metingen gedaan in opdracht van Koninklijke Metaalunie, FME en het Ministerie van IenM. Echter, lood dat toegevoegd wordt aan gesmolten metalen met een hoger smeltpunt (zoals koper of aluminium) zal voor een deel ‘verdampen’ en tot luchtemissies leiden.
Uit eerder bedoelde metingen en aanvullende berekeningen blijkt dat na het toevoegen van maximaal 2% lood aan de legering, de vrijstellingsbepaling voor lood (zoals bedoeld in artikel 2.6 van het besluit) niet overschreden wordt. Hierbij is rekening gehouden met mogelijke aanwezigheid van lood in het metaal. Omdat de vrijstellingsbepaling niet overschreden wordt, zijn geen aanvullende maatregelen nodig. Het toevoegen van meer lood leidt tot een eerdere overschrijding van de vrijstellingsbepaling. Door de oven minder uren te gebruiken voor lood(legeringen) kan metaal gesmolten worden zonder aanvullende maatregelen. Bij het toevoegen van maximaal 5% lood kan de oven maximaal 200 uur gebruikt worden en bij maximaal 10% toegevoegd lood kan de oven maximaal 100 uur worden gebruikt. Dit lood hoeft overigens niet ter plaatse toegevoegd te worden: het is ook mogelijk kant en klare legeringen te kopen.
Bij het toevoegen van hogere percentages lood of bij meer uren smelten dan genoemd in de regeling is een goed functionerende filtrerende afscheider op de oven nodig. Ook is het mogelijk met metingen aan te tonen dat ondanks het toevoegen van meer lood, de grensmassastroom of de vrijstellingsbepaling niet wordt overschreden. Het is echter niet verplicht om te meten of de grensmassastroom overschreden wordt: op grond van artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, moet dit aangetoond worden. Het loodpercentage kan bijvoorbeeld al blijken uit de inkoopgegevens. Als er geen metalen ingekocht zijn met een loodpercentage van 2% of meer, dan zal dit niet leiden tot overschrijding van de grensmassastroom. Op dit moment werkt het Ministerie van Infrastructuur en Milieu samen met de sector aan handvatten die inzicht geven in het verband tussen de inkoopgegevens, de benodigde smelttijd en de daarmee te verwachten emissies. Deze handvatten zullen via www.infomil.nl beschikbaar gesteld worden. Tot slot kan de drijver van de inrichting er ook voor kiezen een ‘loodboekhouding’ bij te houden, waarin hij registreert welk percentage lood in de legering aanwezig is en hoe lang de oven in gebruik is geweest.
Nieuw: Artikel 4.84.3
Aan artikel 4.74.3 van het besluit wordt in ieder geval voldaan indien de afgezogen emissies die vrijkomen, worden gevoerd door een filtrerende afscheider die in goede staat van onderhoud verkeert, periodiek wordt gecontroleerd en zo vaak als voor de goede werking nodig is, wordt schoongemaakt en vervangen.
Onderdeel CCCCC
Artikelen 4.84.3 en 4.84.6
Om aan het doel van het Besluit – het terugbrengen van de emissie van totaal stof – te kunnen voldoen, kan een filtrerende afscheider worden geplaatst. Zie paragraaf 7.3.2 van het algemene deel van de toelichting bij de Activiteitenregeling 33 wat wordt verstaan onder een filtrerende afscheider en onder welke voorwaarden de afscheider doelmatig is en zijn goede werking in de loop van de tijd behoudt.
Nieuw: Artikel 4.84.4
Aan artikel 4.74.4 van het besluit wordt in ieder geval voldaan indien de afgezogen emissies die vrijkomen worden gevoerd door een gaswasser die in goede staat van onderhoud verkeert, periodiek wordt gecontroleerd en zo vaak als voor de goede werking nodig is, wordt schoongemaakt.
Onderdeel CCCCC
Om aan het doel van het Besluit – het terugbrengen van de emissie van totaal stof en aminen – te kunnen voldoen, kan een gaswasser geplaatst worden. Zie paragraaf 7.3.5 van het algemene deel van de toelichting bij de Activiteitenregeling wat wordt verstaan onder een gaswasser en onder welke voorwaarden de wasser doelmatig is en zijn goede werking in de loop van de tijd behoudt.
Nieuw: Artikel 4.84.5
1. Aan artikel 4.74.5, eerste lid, van het besluit, wordt in ieder geval voldaan indien de afgezogen emissies die vrijkomen, worden gevoerd door een filtrerende afscheider die in goede staat van onderhoud verkeert, periodiek wordt gecontroleerd en zo vaak als voor de goede werking nodig is, wordt schoongemaakt en vervangen.
2. Het uitbreken of ontzanden van een gietstuk als bedoeld in artikel 4.74.5, derde lid, van het besluit, vindt plaats in een gesloten ruimte met gesloten deuren en ramen waarbij wordt voorkomen dat bij het openen van deuren en ramen stof naar de buitenlucht vrijkomt.
Onderdeel CCCCC
In beginsel moeten werkstukken uitgebroken en ontzand worden in afgesloten kasten, uitbreekstations, straalgangen etcetera. Het afgas van de gesloten installatie wordt door een doelmatige filterende afscheider geleid. Het eerste lid voorziet hierin. Zie paragraaf 7.3.2 van het algemene deel van de toelichting bij de Activiteitenregeling. Grote of zware werkstukken met het vormzand zijn echter niet of slecht te verplaatsen. In dergelijke gevallen mogen op grond van het tweede lid de werkstukken buiten een gesloten installatie worden uitgebroken, maar moet verspreiding van stof naar de omgeving zoveel mogelijk worden voorkomen. De ramen en deuren moeten daarom zoveel mogelijk gesloten zijn.
Nieuw: Artikel 4.84.6
Aan artikel 4.74.6 van het besluit wordt in ieder geval voldaan indien de afgezogen emissies die vrijkomen, worden gevoerd door een filtrerende afscheider die in goede staat van onderhoud verkeert, periodiek wordt gecontroleerd en zo vaak als voor de goede werking nodig is, wordt schoongemaakt en vervangen.
Onderdeel CCCCC
Artikelen 4.84.3 en 4.84.6
Om aan het doel van het Besluit – het terugbrengen van de emissie van totaal stof – te kunnen voldoen, kan een filtrerende afscheider worden geplaatst. Zie paragraaf 7.3.2 van het algemene deel van de toelichting bij de Activiteitenregeling 33 wat wordt verstaan onder een filtrerende afscheider en onder welke voorwaarden de afscheider doelmatig is en zijn goede werking in de loop van de tijd behoudt.
Nieuw: Artikel 4.84.7
1. Ten behoeve van het doelmatig verspreiden van emissies naar de buitenlucht, worden emissies als bedoeld in artikel 4.74.7, onder a, van het besluit, bovendaks en omhoog gericht afgevoerd, indien binnen 50 meter van een emissiepunt een gevoelig gebouw, niet zijnde een gevoelig gebouw op een gezoneerd industrieterrein dan wel op een bedrijventerrein met minder dan één gevoelig gebouw per hectare, is gelegen.
2. Het bevoegd gezag kan in het belang van de plaatselijke milieuomstandigheden met inachtneming van artikel 2.4, achtste lid, van het besluit maatwerkvoorschriften stellen aan de ligging en uitvoering van het afvoerpunt van de emissies naar de buitenlucht, bedoeld in artikel 4.74.7, onder a, van het besluit.
Onderdeel CCCCC
Om te voorkomen dat emissies tot hinder of klachten leiden, stelt het eerste lid van dit artikel eisen aan de wijze waarop emissies naar de lucht dienen plaats te vinden. In combinatie met de emissiegrenswaarden is daarmee een goed leefmilieu voldoende gewaarborgd.
Voor emissies die voldoen aan de definitie van ‘zeer zorgwekkende stoffen’ (artikel 1.1, tweede lid, van het Activiteitenbesluit) kan het noodzakelijk zijn om bij maatwerkvoorschrift aanvullende eisen te stellen aan de ligging en uitvoering van het afvoerpunt. De noodzaak blijkt uit de plaatselijke (milieu)omstandigheden: zo kan de aanwezigheid van een gevoelig gebouw zoals bedoeld in het eerste lid reden zijn om blootstelling aan de zeer zorgwekkende stoffen te voorkomen dan wel te verminderen door het emissiepunt te verplaatsen. Deze bedrijfsspecifieke afweging dient gemaakt te worden door rekening te houden met kosten en baten, zoals beschreven in de toelichting bij artikel 2.4 van het Activiteitenbesluit.
Nieuw: Artikel 4.84.8
Ten behoeve van het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico als bedoeld in artikel 4.74.7, onderdeel b, van het besluit, vindt het smelten en gieten van metalen waarbij bodembedreigende stoffen worden gebruikt of kunnen vrijkomen, plaats boven een bodembeschermende voorziening.
Onderdeel CCCCC
Bij de activiteiten van deze paragraaf (het smelten en gieten van metalen) kunnen werkzaamheden plaatsvinden met vloeibare bodembedreigende stoffen, zoals het coaten van vormen en kernen. Met gerichte beheer-maatregelen kan een vloeistofkerende of een andere bodembeschermende voorziening leiden tot een verwaarloosbaar bodemrisico. Het gieten van metalen op zand is geen bodembedreigende activiteit omdat het metaal direct stolt en niet kan uitlogen in de bodem. Ook is vormzand geen vaste bodembedreigende stof.
Bij andere werkzaamheden die kunnen plaatsvinden in de inrichting (zoals verspanende bewerkingen en mechanische eindafwerkingen) kan sprake zijn van een continue of structurele belasting van de vloer met vloeibare bodembedreigende stoffen. Afhankelijk van de bedrijfssituatie kan voor die activiteiten een vloeistofdichte vloer of verharding of een lekbak dan ook nodig zijn. Op basis van de bodemrisico-checklist van de NRB kunnen de daadwerkelijke risico’s per inrichting worden vastgesteld en de daarbij vereiste voorzieningen en maatregelen worden bepaald.
