Tijdelijke regeling implementatie artikelen 8 en 14 Richtlijn energie-efficiëntie

Uit kennis.vinx.nu
Ga naar:navigatie, zoeken

Strekking

De Europese Commissie heeft geconstateerd dat de energiebesparing in de Europese Unie achterblijft bij dit streefdoel. De richtlijn schrijft derhalve maatregelen voor om het energieverbruik van overheid, burgers en bedrijven terug te dringen. Deze maatregelen moeten een impuls geven aan energie-efficiëntie in de hele Europese Unie.

Concreet: Bedrijven worden verplicht om een energie-audit te ondergaan voor 5 december 2015 (en vervolgens ten minste elke vier jaar). De wijze waarop dat onderzoek moet worden gedaan en de wijze van rapportage zijn bepaald.

Bepaalde bedrijven zijn vrijgesteld van de verplichting, namelijk die zijn toegetreden tot het MJA3 of MEE-convenant of een gecertificeerd energiebeheersysteem toepassen dat voldoet aan de minimum-criteria van de richtlijn.


Officiële publicatie

De officiële publicatie in de staatscourant is hier te vinden.


Datum inwerkingtreding

16 juli 2015


Inhoud van de wetswijzigingen

De regeling voorziet in een tijdelijke implementatie van de EU richtlijnbepalingen omtrent de energie-audit en kosten-batenanalyse. Het voornemen bestaat om het huidige onderzoek van artikel 2.15, tweede lid, van het Activiteitenbesluit, de energie-audit en de kosten-batenanalyse zoveel mogelijk te combineren tot één onderzoeksfiguur opdat de lasten voor het bedrijfsleven en het bevoegd gezag met betrekking tot het onderzoek naar energiebesparing zo laag mogelijk blijven en er een meer transparante regeling met betrekking tot energiebesparing ontstaat. Hieronder worden de beoogde wijzigingen in het Activiteitenbesluit, de Activiteitenregeling en het Besluit omgevingsrecht globaal beschreven.

Afdeling 2.6 van het Activiteitenbesluit omvat een regeling voor energiebesparing door inrichtingen die behoren tot de typen A en B (niet-vergunningplichtige inrichtingen). Artikel 2.15, eerste lid, van het Activiteitenbesluit bepaalt dat deze inrichtingen alle energiebesparende maatregelen dienen te nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder of alle energiebesparende maatregelen die een positieve netto contante waarde hebben bij een interne rentevoet van 15%.4 Het tweede lid van artikel 2.15 bepaalt dat, als aannemelijk is dat niet aan het eerste lid wordt voldaan, het bevoegd gezag de inrichting – mits er sprake is van een energieverbruik in enig jaar dat groter is dan 200.000 kilowatt uur aan elektriciteit of 75.000 kubieke meter aardgasequivalenten aan brandstoffen – kan verplichten onderzoek te verrichten of te laten verrichten waaruit blijkt of aan het eerste lid wordt voldaan.


Een tweetal inrichtingen wordt in artikel 2.15, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit uitgezonderd van de plicht om alle rendabele energiebesparende maatregelen te nemen. Het betreft hier – kort gezegd – glastuinbouwbedrijven, respectievelijk bedrijven waarin zich een of meer broeikasgasinstallaties bevinden en die onder het systeem van broeikasgasemissierechten (het ETS-systeem) vallen. De achtergrond van deze uitzonderingen is om een dubbeling van instrumenten te voorkomen. Voor de hier aan de orde zijnde inrichtingen geldt namelijk een kostenvereveningssysteem voor de uitstoot van CO2 waarmee een financiële prikkel wordt gegeven om die uitstoot te beperken.


Artikel 2.15, tweede lid, van het Activiteitenbesluit bepaalt dat het bevoegd gezag onder bepaalde omstandigheden een onderzoek kan afdwingen waaruit blijkt of aan de energiebesparingsverplichting van het eerste lid van artikel 2.15 is voldaan. Het in artikel 2.15, tweede lid, genoemde onderzoek is in hoge mate identiek aan de energie-audit van de richtlijn. Indien een onderneming een energie-audit uitvoert, al dan niet in het kader van een van de convenanten, zijn de energiebesparingsmogelijkheden voor de desbetreffende inrichting in beginsel afdoende in kaart gebracht en is er voor het bevoegd gezag in beginsel geen aanleiding meer om alsnog een onderzoek te verlangen. Het onderzoek kan zich uiteraard nog wel toespitsen op de vraag of de inrichting de energiebesparingsmaatregelen daadwerkelijk heeft genomen.


De richtlijn maakt geen uitzonderingen voor glastuinbouwbedrijven of bedrijven die onder het ETS-systeem vallen. De plicht om een energie-audit te ondergaan zal dus ook voor deze bedrijven moeten gelden. De onderhavige regeling strekt daartoe, maar tegelijkertijd zal de uitzondering van artikel 2.15, vijfde lid, Activiteitenbesluit (nog) blijven bestaan. Omdat de richtlijn niet expliciet verplicht tot het nemen van energiebesparende maatregelen naar aanleiding van de energie-audit – en deze regeling ook niet een dergelijke verplichting bevat – levert dit geen strijd op met de thans geldende regelgeving.


Externe links

-