Hoofdstuk 1 Algemeen - vierde tranche
Samenvatting
- Diverse aanpassingen in begripsomschrijvingen
- Verschillende aanpassingen in meldingsvereisten ivm nieuwe activiteiten die onder de werking van het besluit zijn komen te vallen.
Activiteitenbesluit
In het besluit worden de volgende artikelen gewijzigd:
Artikel 1.1
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De volgende begrippen met de daarbij behorende begripsomschrijvingen worden in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Bs,dan: geluidbelastingindicator inzake schietgeluid voor de dag, avond en nachtperiode, berekend overeenkomstig de berekeningsmethodiek inzake schietgeluid;
buitenschietbaan: een schietbaan of een combinatie van schietbanen in de buitenlucht of in een gebouw of deel van een gebouw zonder een gesloten afdekking;
buitenschietbaan met beperkte onveilige zone: buitenschietbaan met zodanige voorzieningen dat de onveilige zone wordt beperkt tot een gebied tussen het wapen en de kogelvanger;
dampterugwinningseenheid: installatie voor de terugwinning van benzine uit damp of de omzetting naar elektrische energie of warmte uit damp, met inbegrip van eventuele buffertanksystemen van een terminal;
EU-richtlijn industriële emissies: EU-richtlijn industriële emissies als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht; gaszak: flexibele opslagvoorziening voor gassen;
helitraumacentrum: een academisch ziekenhuis dat binnen de inrichting beschikt over een voorziening voor het landen en opstijgen van hefschroefvliegtuigen en die voorziening hoofdzakelijk in gebruik heeft voor het regulier vervoeren van een mobiel medisch team;
kleiduiven: kleiduiven als bedoeld in artikel 1 van het Besluit kleiduivenschieten milieubeheer;
kleiduivenbaan: buitenschietbaan waarop wordt geschoten met hagelgeweren met als doel, kleiduiven of andere doelen in het kader van de oefening voor de jacht te raken;
laadportaal: laadportaal als bedoeld in artikel 2, onderdeel o, van richtlijn 94/63;
LPG: mengsel, bestaande uit hoofdzakelijk propaan, propeen, butanen en butenen;
LPG-afleverinstallatie: reservoir inclusief de leidingen, appendages en toebehoren, de afleverzuilen en het vulpunt van het reservoir;
LPG-tankstation: inrichting voor het afleveren van LPG aan motorvoertuigen voor het wegverkeer;
LPG-tankwagen: voertuig, gebouwd om LPG te vervoeren en uitgerust met één of meer vaste tanks;
mobiel medisch team: team bestaande uit in ieder geval een arts en een verpleegkundige, ieder met een specifieke opleiding en ervaring op het gebied van de pre-hospitale spoedeisende medische hulpverlening;
munitie-QRA: beoordeling van de veiligheidssituatie en het risico van voorgenomen activiteiten in de veiligheidszones van een militaire munitieopslagplaats;
natuurlijk koudemiddel: koolstofdioxide, ammoniak of koolwaterstoffen niet zijnde een gefluoreerd broeikasgas als bedoeld in Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 dan wel een gereguleerde stof als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009, voor zover toegepast als koudemiddel;
NEG: netto explosief gewicht, uitgedrukt als de massa van de explosieve stof of de massa van de explosieve stof in een ontplofbaar voorwerp;
NTA: door de Stichting Nederlandse Normalisatie-instituut uitgegeven Nederlandse Technische Afspraak;
onveilige zone: gebied waarin kogels dan wel hagel afkomstig uit vuurwapens kunnen neerkomen tijdens schieten op een buitenschietbaan;
ziekenhuis: algemeen, academisch of categoriaal ziekenhuis als bedoeld in categorie 23.1, onderdeel a, onderdeel C van bijlage I bij het Besluit omgevingsrecht;
Onderdeel A
Onder 1, onder a
In artikel 1.1, eerste lid, is een aantal nieuwe begrippen met bijbehorende begripsomschrijvingen opgenomen. Het betreft de volgende begrippen.
Bs, dan
Het begrip «Bs,dan», staat voor de Beoordeling schietgeluid, dag-avond-nacht. Dit beschrijft de geluidbelasting uitgedrukt als dag-avond-nachtwaarde voor het schieten op buitenschietbanen.
Buitenschietbaan
Een «buitenschietbaan» is een schietbaan of een combinatie van schietbanen in de buitenlucht of in een gebouw of deel van een gebouw zonder een gesloten afdekking. In het Activiteitenbesluit waren al een definitie en voorschriften opgenomen voor een «binnenschietbaan». Bij het schieten op buitenschietbanen zijn de milieuaspecten geluid, bodem en externe veiligheid, relevant. Buitenschietbaan met beperkte onveilige zone Een «buitenschietbaan met beperkte onveilige zone» is een baan waarbij een minimaal oppervlak als onveilige zone blijft bestaan, namelijk het gebied van de baan zelf. Het gaat om het gebied tussen de standplaats van de schutter en de kogelvanger.
Dampterugwinningseenheid
Een «dampterugwinningseenheid» is relevant bij de op- en overslag van benzine. Voordat een tank wordt gevuld met vloeibaar product (benzine) is deze in veel gevallen nog gevuld met een restproduct in de dampfase. Deze damp wordt bij het vullen van de tank verdrongen door het product. Een dampterugwinningseenheid is een technische installatie die deze damp opvangt en terugvoert naar de tank waarbij de damp kan overgaan in de vloeistoffase.
EU-richtlijn industriële emissies
Er is een definitie opgenomen van de «EU-richtlijn industriële emissies». Er is voor gekozen om in de begripsomschrijving te verwijzen naar de definitie zoals eerder al was opgenomen in het Bor. In de begripsomschrijving van «oplosmiddeleninstallatie» wordt nu ook het begrip «EU-richtlijn industriële emissies» gebruikt (wijzigingsonderdeel g) en wordt een verduidelijking aangebracht door de installaties te koppelen aan bepaalde activiteiten en processen die in die installaties plaatsvinden.
Gaszak
Voorheen viel een gaszak van meer dan 150 liter onder de definitie van een opslagtank. Dat is niet wenselijk omdat een gaszak niet aan de eisen kan voldoen die gelden voor een opslagtank. Het toevoegen van een definitie van «gaszak» en het aanpassen van de definitie van «opslagtank», zorgt ervoor dat duidelijk is dat een flexibele opslagvoorziening geen opslagtank is. Dat sluit ook aan bij het gangbare taalgebruik.
Helitraumacentrum
De definitie van «helitraumacentrum» is inhoudelijk ongewijzigd overgenomen uit het Besluit hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen milieubeheer (oud).
Kleiduiven
In de begripsomschrijving van «kleiduiven» wordt aangesloten bij het begrip «kleiduiven» zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit kleiduivenschieten milieubeheer.
Kleiduivenbaan
Een «kleiduivenbaan» is een schietbaan, speciaal ingericht voor het schieten met hagel. Als zodanig is deze baan goed herkenbaar en ook alleen voor dat doel te gebruiken. Kleiduiven of vergelijkbare objecten worden gepresenteerd door deze in de lucht of langs de grond voort te laten bewegen, waarmee doelen voor de jacht worden voorgesteld. De schutter schiet met hagel op deze bewegende doelen. Een kleiduivenbaan is niet geschikt voor het op enigerlei wijze gebruiken voor het schieten met kogels, onder meer door het ontbreken van een kogelvanger en andere voorzieningen om de onveilige zone te beperken.
Laadportaal
Een «laadportaal» is een constructie op een terminal waar te allen tijde benzine in een tankwagen kan worden geladen. Het is een (metalen) constructie om de vularm gemakkelijk te leiden en te bevestigen. De vularm wordt gebruikt bij het laden van een mobiele tank maar deze behoeft geen onderdeel te zijn van het laadportaal. Een overslaginstallatie voor tankwagen omvat een of meerdere laadportalen. LPG «LPG» is een mengsel dat gasvormig is bij een normale temperatuur en druk en door middel van drukverhoging of temperatuurverlaging vloeibaar kan worden gemaakt.
LPG-tankstation
Een «LPG-tankstation» is een inrichting voor het afleveren van LPG aan motorvoertuigen voor het wegverkeer. In paragraaf 5.3.1 zijn bepalingen opgenomen voor LPG-tankstations. Er zijn bemande en onbemande LPG-tankstations. De onbemande LPG-tankstations worden afleverautomaten genoemd.
LPG-tankwagen
Een «LPG-tankwagen» is een voertuig waarmee LPG wordt vervoerd. Voor de werking van paragraaf 5.3.1 zijn de LPG-tankwagens relevant die LPG aan-leveren bij LPG-tankstations. Van deze LPG-tankwagens zijn er ongeveer 30 in Nederland.
Mobiel medisch team
Deze definitie is ongewijzigd overgenomen uit het Besluit hefschroefvliegtuigen bij ziekenhuizen milieubeheer (oud).
Munitie-QRA
De kwantitatieve risicoanalyse die wordt opgesteld over de opslag van munitie wordt aangeduid als «munitie-QRA» (quantitative risk assessment). De munitie-QRA is in opzet anders dan wat binnen het domein van de externe veiligheid onder QRA wordt verstaan. Primair wordt bij een munitie-QRA gewerkt met effectafstanden van een ontploffing. Binnen deze effectafstanden kan eventueel een risicobenadering toegepast worden op inbreuken.
Natuurlijk koudemiddel
De definitie van «natuurlijk koudemiddel» was opgenomen in artikel 3.16c en is verplaatst naar artikel 1.1. Deze definitie is verplaatst omdat in de begripsom-schrijving van inrichting type A (onderdeel f) sprake is van een synthetisch kou-demiddel en de definitie van natuurlijk koudemiddel niet meer alleen relevant is voor paragraaf 3.2.6.
NEG
Het «netto explosief gewicht» (NEG) is de maat waarmee de explosieve kracht van verschillende voorwerpen bij elkaar opgeteld kan worden. De totale hoeveelheid netto explosief gewicht is de maat waarmee de effectafstanden van die voorwerpen wordt berekend.
NTA
Een «NTA» is een Nederlandse technische afspraak. Het is een snelle route voor het opstellen van specificaties binnen een beperkte kring. Een NTA overbrugt de kloof tussen normen, voornormen, praktijkrichtlijnen die op grond van een brede consensus tot stand komen en specificaties die in beperkte kring door bedrijven, instituten of consortia worden opgesteld. Een NTA kan eventueel doorontwikkeld worden tot een NEN-norm.
Onveilige zone
De «onveilige zone» is een gebied waarin kogels of hagel of hierdoor veroorzaakte scherven of andere rondvliegende delen kunnen voorkomen. Zoals de naam aangeeft, is dit gebied gevaarlijk voor mensen tijdens het houden van schietoefeningen. Enige menselijke aanwezigheid in deze zone moet dan ook worden voorkomen tijdens het schieten.
Ziekenhuis Voor het begrip «ziekenhuis» wordt aangesloten bij inrichtingen die zijn genoemd in categorie 23.1, onderdeel a, onderdeel C, van bijlage I, bij het Bor, namelijk algemene, academische of categoriale ziekenhuizen.
b. Het begrip «afleverinstallatie» met de daarbij behorende begripsomschrijving komt te luiden:
afleverinstallatie: geheel van één of meer afleverzuilen, bestaande uit pompen, leidingen, meet en regelwerken, schakelaars en vulpistolen omgeven door een omkasting of daarmee direct in verbinding staand, met daaraan gekoppelde leidingen en appendages;
Onder 1, onder b
Afleverinstallatie
De begripsomschrijving van «afleverinstallatie» is aangevuld met de onderdelen van de afleverzuilen, terwijl de tanks en kassa uit de begripsomschrijving zijn vervallen. Hierdoor is het duidelijk dat de afleverinstallatie bestaat uit de afleverzuilen met bijbehorende leidingen en appendages, waarvoor de eisen staan bij de activiteit «afleveren van vloeibare brandstof» in paragraaf 3.3.1. De opslagtank behoort niet tot de afleverinstallatie. De eisen daarvoor staan bij de activiteit «opslaan van vloeibare brandstof» in paragraaf 3.4.2. LPG-afleverinstallatie en aardgas-afleverinstallatie zijn apart gedefinieerd. Ook de kassa en de betaalautomaten behoren niet tot de afleverinstallatie. Het is niet de bedoeling daar eisen aan te stellen.
c. In de begripsomschrijving van «digestaat» vervalt: stabiel.
Onder 1, onder c
Digestaat
In de begripsomschrijving van «digestaat» was opgenomen dat het om een «stabiel product» moest gaan. Het was bedoeld om aan te geven dat de regels voor de opslag in paragraaf 3.4.6 alleen gelden voor de stabiele vorm van di-gestaat. Met de nieuwe regels voor mestvergisting komt ook niet stabiel digestaat in het besluit voor. De toevoeging «stabiel» in de begripsomschrijving is daarom vervallen.
d. Het volgende begrip met de daarbij behorende begripsomschrijving vervalt: NeR: door InfoMil uitgegeven Nederlandse Emissie Richtlijnen lucht;
Onder 1, onder d
NeR
De definitie van «NeR» is vervallen omdat met dit wijzigingsbesluit de inhoud van de NeR, voor zover relevant, is opgenomen in het Activiteitenbesluit. De verwijzingen naar de NeR in andere artikelen zijn ook vervallen.
e. Het begrip «Nm3» met de daarbij behorende begripsomschrijving komt te luiden:
Nm3: normaal kubieke meter;
Onder 1, onder e
Nm3
Een «normaal kubieke meter» gas is de hoeveelheid gas die, bij 273,15 Kelvin en 101,3 kilo Pascal en betrokken op droge lucht, een volume van één kubieke meter inneemt. Doordat emissiemetingen herleid worden naar deze standaardomstandigheden zijn metingen met elkaar of in de tijd vergelijkbaar. De temperatuur, druk en aanwezigheid van vocht hebben namelijk invloed op de emissie die gemeten wordt.
f. Het begrip «NRB» met de daarbij behorende begripsomschrijving komt te luiden:
NRB: Nederlandse Richtlijn Bodembescherming;
Onder 1, onder f
In de begripsomschrijving van de «NRB» (Nederlandse Richtlijn Bodembescherming) is «Agentschap NL» vervallen. De richtlijn is in beheer bij Rijkswaterstaat Leefomgeving
g. Het begrip «oplosmiddeleninstallatie» met de daarbij behorende begrips-omschrijving komt te luiden: oplosmiddeleninstallatie: installatie waarin activiteiten en processen als bedoeld in bijlage VII, deel 1, bij de EU-richtlijn industriële emissies plaatsvinden;
h. In de begripsomschrijving van «opslagtank» wordt «een opslagvoorziening» telkens vervangen door: een vormvaste opslagvoorziening.
Onder 1, onder h
opslagtank
In de begripsomschrijving van «opslagtank» is opgenomen dat het om een vormvaste voorziening moet gaan. Dat sluit flexibele opslagen (zoals een gas- of mestzak) uit. Deze aanpassing is nodig omdat bij mestvergisting gas wordt opgeslagen in een gaszak, die niet onder de definitie van «opslagtank» moet vallen.
2. Het tweede lid komt te luiden:
- 2. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt ten aanzien van emissies naar de lucht, verstaan onder:
bron: emissie naar de lucht van een bewerkingseenheid al dan niet voorzien van emissiebeperkende voorzieningen en ongeacht de vraag of die emissie gecombineerd met andere emissies wordt geloosd op één of meer puntbronnen; ERP: emissierelevante parameter: meetbare of berekenbare grootheid die in directe of indirecte relatie staat met de te beoordelen emissies, onderverdeeld in de categorieën A en B, waarbij categorie A, zo nodig na kalibratie, een kwantitatief beeld geeft van de emissie en categorie B een kwalitatief beeld; grensmassastroom: een drempelwaarde per stofklasse, uitgedrukt in gram emissie per uur, waarboven een emissie naar de lucht als relevant beschouwd wordt; ISO-luchtcondities: temperatuur van 288 Kelvin, een druk van 101,3 kiloPascal en een relatieve vochtigheid van 60 procent; kosteneffectiviteit: jaarkosten van emissiebeperkende maatregelen gedeeld door de emissiereductie, uitgedrukt in euro per kilogram emissiereductie; maximaal toelaatbaar risiconiveau: een op basis van wetenschappelijke ge-gevens afgeleide norm voor een stof die aangeeft bij welke concentratie in lucht:
- 1° voor ecosystemen geen onomkeerbaar nadelig effect te verwachten is;
- 2° voor de mens geen onomkeerbaar nadelig effect te verwachten is, of, met betrekking tot genotoxisch carcinogene stoffen, de kans op overlijden kleiner is dan 10-6 per jaar;
meetmethode: het geheel van monsterneming, monsterbehandeling en analyse ten behoeve van de kwantificering van emissies; standaardluchtcondities: condities van de lucht bij een temperatuur van 273 K, 101,3 kPa en betrokken op droge lucht; storingsemissie: de toename van de vracht van de emissie, uitgedrukt in g/uur, bij het falen van een reinigingstechniek of procesgeïntegreerde maatregel. Deze wordt berekend als het verschil tussen de ongereinigde massastroom en de massastroom berekend uit het debiet vermenigvuldigd met de geldende emissieconcentratie; storingsfactor F: de storingsemissie gedeeld door de grensmassastroom; TEQ: toxische equivalentiefactor, te hanteren voor het bepalen van de totale concentratie van dioxinen en furanen; stofcategorie: clustering van stoffen op basis van vergelijkbare fysische of chemische eigenschappen; stofklasse: onderverdeling binnen een stofcategorie op basis van vergelijkbare (toxicologische) eigenschappen; ERS: stofklasse van extreem risicovolle stoffen: persistente, gemakkelijk ac-cumuleerbare en zeer toxische stof; gA: stofcategorie van gasvormige anorganische stoffen; gO: stofcategorie van gasvormige organische stoffen, met uitzondering van methaan; MVP: stofklasse van minimalisatieverplichte stoffen; puntbron: een gefixeerd punt van gekanaliseerde en daarmee in principe kwantificeerbare emissies naar de lucht; S: stofcategorie van zwevende deeltjes, uitgedrukt als totaal stof; sO: stofcategorie van stofvormige organische stoffen; sA: stofcategorie van stofvormige anorganische stoffen; ZZS: stofcategorie van zeer zorgwekkende stoffen, onderverdeeld in de stof-klassen ERS, MVP1 en MVP2.
Tweede lid
Het tweede lid dat begripsomschrijvingen geeft van begrippen ten aanzien van emissies naar de lucht is in zijn geheel vervangen. De definities van «bron», «grensmassastroom», «ISO-luchtcondities» en «meetmethode» zijn ongewijzigd. Enkele begrippen die toelichting behoeven zijn:
ERP
ERP staat voor «emissierelevante parameter». Bij ERP’s worden twee categorieën onderscheiden. De categorie A-ERP’s geven een kwantitatief beeld van de emissie en kunnen de meting van een component vereenvoudigen of zelfs geheel vervangen. De categorie B-ERP’s geven een indruk van de werking van een techniek of proces en daarmee een indicatie van de emissie.
maximaal toelaatbaar risiconiveau
Het «maximaal toelaatbaar risiconiveau» beoogt het ecosysteem en de mens te beschermen tegen langdurige blootstelling aan een stof. Aangenomen wordt dat dit doel wordt bereikt als ten minste 95% van de soorten en processen binnen dat ecosysteem zijn beschermd. Overschrijding van het maximaal toelaatbaar risico betekent dat mens of ecosysteem onacceptabele, nadelige effecten kunnen ondervinden door de immissie van een stof. De beoordeling van de aard en de effecten van zeer zorgwekkende stoffen vindt plaats door de hoogte van de immissieconcentratie te vergelijken met het maximaal toelaatbaar risiconiveau.
Zeer zorgwekkende stof
Het begrip «zeer zorgwekkende stof» is de stofcategorie met drie klassen, ERS, MVP1 en MVP2, en is een samenvoeging van die drie klassen. Deze drie stofklassen zijn samen de stofcategorie zeer zorgwekkende stof.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot vierde lid.
4. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
- 3. Bij ministeriële regeling kunnen, in het belang van de bescherming van het milieu, regels worden gesteld over de aanwijzing van stoffen en de onderverdeling van stofklassen en stofcategorieën als bedoeld in het tweede lid.
Derde lid
Het derde lid (nieuw) is ingevoegd. Indien wetenschappelijke of milieuhygiënische kennis er aanleiding toe geeft, kan bij ministeriële regeling de indeling in categorieën en onderliggende klassen worden aangepast. Ook kunnen stoffen in een andere klasse (en daarmee ook in een andere categorie) ingedeeld worden.
Artikel 1.2
In artikel 1.2 wordt de begripsomschrijving van «inrichting type A» als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f wordt «koudemiddel» vervangen door: synthetisch koude-middel.
2. Na onderdeel g wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
- h. waar geen gemotoriseerde modelvliegtuigen, modelvaartuigen of model-voertuigen in de open lucht worden gebruikt;
3. Onderdeel h (oud) wordt geletterd onderdeel i.
4. Onderdeel i (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
- a. In de aanhef wordt «in hoofdstukken 3 en 4 alsmede de in de hoofdstukken 3 en 4 van de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer» vervangen door: bij of krachtens de hoofdstukken 3 en 4.
- b. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
- 15°. het in werking hebben van een acculader;
- 16°. Het op- en overslaan van inerte goederen die niet stuifgevoelig zijn;
Onderdeel B
In artikel 1.2 is de begripsomschrijving van «inrichting type A» verduidelijkt in die zin dat het hier alleen om synthetische koudemiddelen gaat. Synthetische koudemiddelen zijn alle koudemiddelen die niet onder de definitie van «natuurlijk koudemiddel» in artikel 1.1 vallen. Voor natuurlijke koudemiddelen gelden andere grenzen. Dat volgt uit artikel 3.16c, eerste lid. Die grenzen gelden voor alle typen inrichtingen. Verder is de begripsomschrijving van «inrichting type A» met een uitzondering aangevuld: inrichtingen waar geen gemotoriseerde modelvliegtuigen, modelvaartuigen of modelvoertuigen in de open lucht worden gebruikt. Vaak is op modelvliegterreinen het gebruik van modelvliegtuigen de enige activiteit. Nu de vergunningplicht is vervallen en het besluit geen specifieke voorschriften stelt, zouden dergelijke terreinen inrichtingen type A worden. Dat is niet wenselijk omdat het bevoegd gezag dan geen akoestisch onderzoek kan vragen. Dat kan alleen bij inrichtingen type B en C.
Tot slot zijn aan de begripsomschrijving van «inrichting type A», onderdeel i (nieuw), twee activiteiten toegevoegd. Op de eerste plaats «het in werking hebben van een acculader». Het gaat hier om een activiteit die, vergeleken met een aantal andere activiteiten in onderdeel i (nieuw), minder milieubelastend is, maar waardoor de inrichting werd aangemerkt als een inrichting type B. Het is daarom verdedigbaar ook deze activiteit uit te zonderen, zodat een inrichting die deze activiteit uitoefent een inrichting type A is. Op de tweede plaats het «op- en overslaan van inerte goederen die niet stuifgevoelig zijn». In paragraaf 3.4.3 (opslaan en overslaan van goederen) worden verschillende soorten goederen onderscheiden. Er gelden vooral voorschriften voor goederen die bodembedreigend of stuifgevoelig (bijlage 3, stuif-klassen S1-S4) zijn. Voor het op- en overslaan van inerte niet stuifgevoelige goederen geeft die paragraaf een vrijstelling voor het lozen van regenwater als dat met deze goederen in contact is geweest. Er bleken veel inrichtingen te zijn waar het op- en overslaan van deze goederen de enige activiteit is, die de inrichting een inrichting type B maakte en daarmee meldingsplichtig. Deze wijziging zorgt ervoor dat deze inrichtingen inrichtingen type A zijn. Een melding kan achterwege blijven omdat de milieubelasting van deze activiteit laag is.
Artikel 1.3
Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid vervalt: de NeR of.
2. In het vijfde lid vervalt: de NeR en.
Artikel 1.3a
In artikel 1.3a wordt na «Dit besluit berust mede op de artikelen» ingevoegd: 8.42a, 9.5.1 tot en met 9.5.3,.
Onderdeel D
Nu met dit wijzigingsbesluit in artikel 2.4 bepalingen ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen zijn opgenomen, komt het Activiteitenbesluit tevens te berusten op de artikelen 9.5.1 tot en met 9.5.3 van de Wm. Tevens is 8.42a van de Wm als basis opgenomen. Dat was abusievelijk eerder niet gedaan. Deze artikelen zijn aan artikel 1.3a zijn toegevoegd.
Artikel 1.5a
In artikel 1.5a wordt «en hoofdstuk 6» vervangen door: en in de artikelen 5.43 en 5.44, en in hoofdstuk 6.
Onderdeel E
In artikel 1.5a zijn de artikelen 5.43 en 5.44 opgenomen als uitzondering. Dit houdt in dat degene die een stookinstallatie voor de regeneratie van glycol in werking heeft, aan deze artikelen moet voldoen en niet aan paragraaf 3.2.1.
Nieuw: Artikel 1.5b
Na artikel 1.5a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.5b
De bij of krachtens de artikelen 2.3b en 2.4 gestelde regels zijn niet van toepassing voor zover die regels niet verenigbaar zijn met internationale verdragen.
Onderdeel F
In artikel 1.5b (nieuw) is geregeld dat de regels over zeer zorgwekkende stoffen in de artikelen 2.3b en 2.4 niet van toepassing zijn als die regels strijdig zijn met internationale verdragen. De regels van die internationale verdragen, zoals REACH, gaan in die gevallen voor.
Artikel 1.6
Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdelen a en b, wordt «3.6 tot en met 3.6b» vervangen door: 3.6 tot en met 3.6g.
2. In het derde lid wordt «samenhangen» vervangen door: verband houden.
Onderdeel G
In de opsomming van artikel 1.6, eerste lid, onderdelen a en b, zijn de artikelen opgenomen van nieuwe activiteiten die met dit wijzigingsbesluit zijn toegevoegd aan het Activiteitenbesluit. Het gaat om het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van ontgravingen of baggerwerkzaamheden in dat oppervlaktewaterlichaam (artikelen 3.6c en 3.6d (nieuw)), het lozen in een oppervlaktewaterlichaam voor andere werkzaamheden in opdracht van de beheerder van dat oppervlaktewaterlichaam (artikel 3.6e (nieuw)), het lozen ten gevolge van het schoonmaken van drinkwaterleidingen (artikel 3.6f (nieuw)) en het lozen ten gevolge van calamiteitenoefeningen (artikel 3.6g (nieuw)). Voor deze activiteiten is de watervergunningplicht opgeheven en gelden de algemene regels zoals opgenomen met dit wijzigingsbesluit.
Artikel 1.7
Artikel 1.7, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De puntkomma aan het slot van onderdeel a wordt vervangen door: , en.
2. Onderdeel b vervalt.
3. Onderdeel c wordt geletterd onderdeel b.
Onderdeel H
In artikel 1.7, derde lid, is onderdeel b vervallen. Het derde lid bepaalde dat regels gesteld worden over de bij de toepassing van het Activiteitenbesluit in acht te nemen tekst van onder andere de NeR. Aangezien de NeR, voor zover mogelijk, is verwerkt in het Activiteitenbesluit is deze wettelijke grondslag niet meer nodig.
Artikel 1.11
Artikel 1.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
- a. Aan het slot van onderdeel e wordt «, of» vervangen door een puntkomma.
- b. Aan het slot van onderdeel f wordt de punt vervangen door: , of.
- c. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
- g. de melding betrekking heeft op een buitenschietbaan.
2. In het vierde en zevende lid wordt «de artikelen 2.17, 2.19, 2.20, 3.14a, 6.12» vervangen door: de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a, 2.20,
3.14a, 3.160.
3. In het vijfde lid wordt «6.12» vervangen door 2.17a.
4. Het achtste lid komt te luiden:
- 8. Indien het een inrichting betreft als bedoeld in categorie 11.3, onderdeel c, onder 2° en 3°, van onderdeel C, van bijlage I, bij het Besluit omgevingsrecht geeft het rapport tevens een beschrijving van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door de inrichting op de zonegrens en op gevoelige objecten binnen de zone op basis waarvan het bevoegd gezag kan beoordelen of aan de geluidsvoorwaarden voor de zone kan worden voldaan.
5. In het tiende lid wordt na «windturbines» ingevoegd: , een buitenschietbaan.
Onderdeel I
Onder 1 en 5
Op grond van artikel 1.11, derde lid, onderdeel g, (nieuw) dienen drijvers van inrichtingen zijnde een buitenschietbaan eveneens bij de melding een akoestisch rapport te voegen. De reden hiervoor is dat er een grotere kans is dat grenswaarden worden overschreden. Een onderzoek vooraf waarin wordt aangetoond dat voldaan kan worden aan de grenswaarden ligt dan voor de hand. Aan het tiende lid, dat een grondslag geeft om bij ministeriële regeling eisen te stellen aan het akoestisch onderzoek, zijn naast de windturbines en binnen-schietbanen ook buitenschietbanen opgenomen. Met deze wijziging is de mogelijkheid geopend om een rekenmethodiek specifiek voor geluid afkomstig van buitenschietbanen op te nemen.
Onder 2 en 3
Deze wijziging houdt verband met het verplaatsen van het overgangsrecht van artikel 6.12 naar artikel 2.17a, eerste tot en met vijfde lid.
Onder 4
Op grond van artikel 1.11, derde lid, onderdeel c, moet bij de melding van een zuiveringtechnisch werk een akoestisch rapport worden overgelegd. Het achtste lid gaf aan dat dit rapport een beoordeling moest bevatten van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de zonegrens en op geluidgevoelige objecten binnen de zone. Met dit wijzigingsbesluit vervalt de aanwijzing van de zuiveringtechnische werken als categorie inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (artikel II, onderdeel D, onder 5). Daarmee komt de zoneringsplicht voor geluid te vervallen, waardoor de extra eis aan het akoestisch rapport zoals omschreven in artikel 1.11, achtste lid, eveneens kan komen te vervallen.
Artikel 1.13a
In artikel 1.13a wordt «sloop-, renovatie en nieuwbouwwerkzaamheden aan vaste objecten» vervangen door: sloop-, of renovatiewerkzaamheden aan of nieuwbouw van vaste objecten.
Onderdeel J
De terminologie van artikel 1.13a is gelijkgetrokken met die van artikel 3.6b. Voor een toelichting wordt verwezen naar de toelichting op artikel 3.6b (onderdeel OO).
Artikel 1.17
In artikel 1.17, vijfde lid, wordt «NTA 9065:2012» vervangen door: NTA 9065.
Onderdeel K
In artikel 1.17, vijfde lid, is de verwijzing naar de versie (2012) van NTA 9065 vervallen. De versie is, zoals gebruikelijk, opgenomen in de Activiteitenregeling.
Artikel 1.18
Artikel 1.18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: ten minste 10 schapen, 5 paarden, 10 geiten, 25 stuks pluimvee, 25 konijnen of 10 overige.
2. Het tweede lid komt te luiden:
- 2. Het eerste lid is niet van toepassing op inrichtingen waar minder dan 10 schapen, 5 paarden, 10 geiten, 25 stuks pluimvee, 25 konijnen en 10 overige landbouwhuisdieren worden gehouden.
Onderdeel L
Met de wijziging van artikel 1.18 komen onder andere dierentuinen onder het Activiteitenbesluit te vallen. Artikel 1.18 geeft de specifieke meldingsvereisten voor veehouderijen. Deze vereisten gelden niet voor kinderboerderijen, hertenkampen, dierentuinen en soortgelijke inrichtingen. Een moeilijk punt is dat dieren van dezelfde diersoort zowel in de agrarische sector als op een kinderboerderij of in een dierentuin gehouden kunnen worden. Om dat onderscheid beter tot zijn recht te laten komen is in het eerste lid opgenomen dat dat lid alleen geldt voor het houden van landbouwhuisdieren. Dit zijn dieren die voor productiedoeleinden in de agrarische sector worden gehouden of gefokt en om paarden in maneges. Doordat het eerste lid expliciet van toepassing is op landbouwhuisdieren is dit artikel niet van toepassing op kinderboerderijen, hertenkampen, dierentuinen en dergelijke. Het tweede lid geeft aan dat bij het houden van kleine aantallen landbouwhuisdieren paragraaf 3.5.8 niet van toepassing is. De oorspronkelijke uitzondering voor kinderboerderijen in het tweede lid is niet meer nodig: dieren op een kinderboerderij zijn geen landbouwhuisdieren en vallen dus niet onder het aangepaste eerste lid.
Artikel 1.19
In artikel 1.19, onderdelen b en c, wordt «gpbv-installatie» vervangen door: IPPC-installatie.
Nieuw: Artikel 1.21b
Na artikel 1.21a wordt aan afdeling 1.2 een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 1.21b
1. Bij een melding als bedoeld in artikel 1.10 wordt een munitie-QRA gevoegd, die voldoet aan de regels, gesteld krachtens artikel 2.6.7, vijfde lid, van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, indien sprake is van het binnen een inrichting die in gebruik is bij de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht:
- a. oprichten van een voorziening waarin gevaarlijke stoffen van de ADR klasse 1.1 of 1.2 of meer dan 50 kilogram NEG van klasse 1.3 worden opgeslagen;
- b. uitbreiden van de hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke stoffen van de ADR klasse 1.1 of 1.2 per opslagvoorziening;
- c. uitbreiden van de hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke stoffen van de ADR klasse 1.3 per opslagvoorziening, indien na uitbreiding meer dan 50 kilogram NEG van deze klasse aanwezig is;
- d. veranderen van de bouwkundige staat van een voorziening waarin gevaarlijke stoffen van de ADR klasse 1.1 of 1.2 of meer dan 50 kilogram NEG van klasse 1.3 wordt opgeslagen.
Onderdeel N
In artikel 1.21b (nieuw) is bepaald dat een munitie-QRA bij de melding moet worden gevoegd ten aanzien van het opslaan of bewerken van ontplofbare stoffen en voorwerpen bij de krijgsmacht of een wijziging daarvan in bepaalde gevallen. De melding op grond van het Activiteitenbesluit wordt tegelijkertijd gedaan met de aanvraag om een OBM voor deze activiteit als bedoeld in artikel 2.2a, zevende lid, van het Bor. De munitie-QRA wordt tevens bij de aanvraag voor de OBM betrokken.
Activiteitenregeling
In de regeling worden de volgende artikelen gewijzigd:
Artikel 1.1
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van tijdelijke opslag gevaarlijke stoffen vervalt de zinsnede ‘zijn geadresseerd aan derden en’.
2. Aan artikel 1.1 worden in de alfabetische rangschikking de volgende begrippen met de daarbij behorende begripsomschrijvingen ingevoegd:
API 1004: API Recommended Practice 1004, Seventh Edition, November 1988; Bottom loading and Vapour Recovery for MC-306 Tank Motor Vehicles (Section 4.1.1.2, Vapour-Recovery Adapter);
Handreiking bezinkbassins bloembollensector: Handreiking aanleg, beheer en monitoring bezinkbassins voor de bloembollensector (SIKB, versie van 20.02.2014);
LPG-afleverautomaat: afleverzuil waarbij geregistreerde gebruikers LPG kunnen verkrijgen zonder dat er direct toezicht door een toezichthoudende persoon als bedoeld in artikel 5.67, eerste lid, aanwezig is; Standaardrekenmethode 3 Nieuw Nationaal Model: de rekenmethode van het Nieuw Nationaal Model (Uitgave 1998, ISBN 90-76323-003);.
Onderdeel A
De begripsomschrijving van tijdelijke opslag voor gevaarlijke stoffen is aangepast aan een wijziging in de regelgeving in artikel 4.7 en de PGS 15 die in 2013 is doorgevoerd. De adressering aan derden is daarbij als vereiste voor tijdelijke opslag in laad- en losgedeelten vervallen. Abusievelijk is de begripsbepaling destijds niet aangepast.
LPG-afleverautomaat
Een LPG-afleverautomaat wordt gebruikt voor het tanken van LPG zonder direct toezicht. Het is een LPG-afleverinstallatie, die in werking is binnen een inrichting waar geen direct toezicht aanwezig is. Met direct toezicht wordt bedoeld dat er een persoon fysiek in de inrichting aanwezig is die toezicht houdt op het afleveren van LPG en die bij zelf-tanken de afleverzuil fysiek vrijgeeft voor aflevering van LPG. Van belang is dat er niet zomaar toegang kan worden verkregen tot de LPG-afleverinstallatie: de LPG-afleverautomaat is een speciale constructie waarvoor vooraf geregistreerde gebruikers een pasje of een ander toegangsmiddel nodig hebben. De LPG-afleverautomaat kan dus pas worden gebruikt na identificatie van een toegelaten afnemer. Deze identificatie gebeurt niet via een bankpas (zoals bij gewone automaten), maar met een ander digitaal hulpmiddel.
Artikel 1.2
Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
- a. De volgende begrippen met de daarbij behorende begripsomschrijvingen vervallen:
BRL 2005: BRL 2005, Nationale beoordelingsrichtlijn voor het KOMO productcertificaat voor PE-buizen voor binnenriolering, 2012;
BRL 2006: BRL 2006, Nationale beoordelingsrichtlijn voor het KOMO productcertificaat voor PE-hulpstukken voor binnenriolering, 2012;
BRL 2013: BRL 2013, Nationale beoordelingsrichtlijn voor het KOMO productcertificaat voor gevulkaniseerde rubberproducten voor koud en heet niet-drinkwater toepassingen. Techniekgebied F2: leidingsystemen voor niet industriële toepassingen, 2012;
BRL 5211: BRL 5211, Nationale beoordelingsrichtlijn voor het KOMO productcertificaat voor elementen voor lijnafwateringen, 2008;
BRL K548: BRL K548/01, Beoordelingsrichtlijn voor cilindrische tanks van glasvezelversterkte thermoharde kunststoffen met een inhoud tot 100 m3 voor de ondergrondse drukloze opslag van brandbare vloeistoffen klasse K1, K2 en K3, Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen, versie 15 november 1996;
ISO 10780: ISO 10780: Internationale standaardnorm voor Stationary source emissions – Measurement of velocity and volume flow rate of gas streams in ducts, 1994;
NEN 6604: NEN 6604:2007: Nederlandse norm voor Water – Bepaling van het gehalte aan ammonium, nitraat, nitriet, chloride, ortho-fosfaat, sulfaat en silicaat met een discreet analysesysteem en spectrofoto-metrische detectie, augustus 2007;
NEN-EN 206-1: NEN-EN 206-1: Europese norm voor Beton – Deel 1: Specificatie, eigenschappen, ver-vaardiging en conformiteit, mei 2001;
NEN-EN 1483: NEN-EN 1483:2007: Europese norm voor Water – Bepaling van kwik – Methode met ato-maire-absorptiespectrometrie, april 2007;
NEN-EN-ISO 14403: NEN-EN-ISO 14403:2002: Europese norm voor Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met behulp van continue doorstroomanalyse, maart 2002.
- b. De volgende begrippen met de daarbij behorende begripsomschrijvingen worden in de alfabetische rang-schikking ingevoegd:
BRL K903: BRL K903 zoals opgenomen in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit;
LAE: A-gewogen Sound Exposure Level zoals gedefinieerd in ISO 1996, deel 1, 2003;
MP40-21: Ministeriële Publicatie 40-21, Voorschrift opslag en behandeling ontplofbare stoffen en voorwerpen Defensie, Staatscourant 2011, nr. 18609, 18 oktober 2011;
MP40-30: Ministeriële Publicatie 40-30, Voorschrift voor de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen, Staatscourant 2010, nr. 1619, 5 februari 2010;
NEN-EN 13649: NEN-EN 13649:2001: Emissies van stationaire bronnen – Bepaling van de massaconcen-tratie van individuele gasvormige organische componenten – Geactiveerde koolstof en vloeistofmethode;
NEN-EN 14181: NEN-EN 14181: 2014: Emissies van stationaire bronnen – Kwaliteitsborging van geauto-matiseerde meetsystemen;
NEN-EN 16321-1: NEN-EN 16321-1:2103: Terugwinning van bezinedamp tijdens het vullen van motor-voertuigen bij tankstations – deel 1: Beproevingsmethoden voor efficiënte goedkeuring van terugwinnings-systemen van bezinedampen;
NEN-EN 16321-2: NEN-EN 16321-2:2103: Terugwinning van bezinedamp tijdens het vullen van motor-voertuigen bij tankstations – deel 2: Beproevingsmethoden voor de controle van dampwinningssytemen bij tankstations;
NEN-EN-ISO 12846: NEN-EN-ISO 12846: 2012: Water – Bepaling van kwik – Methode met atomaire absorptiespectometrie met en zonder concentratie;
NEN-EN-ISO 14403-1:2012: Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) – Deel 1: Methode met doorstroominjectie analyse (FIA);
NEN-EN-ISO 14403-2:2012: Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) – Deel 2: Methode met continu doorstroomanalyse (CFA);
NEN-EN-ISO 16911-1: NEN-EN-ISO 16911-1:2013: Emissies van stationaire bronnen – Bepaling van de stroomsnelheid en het debiet in afgaskanalen – Deel 1: Handmatige referentiemethode;
NEN-EN-ISO 16911-2: NEN-EN-ISO 16911-2:2013: Emissies van stationaire bronnen – Bepaling van de stroomsnelheid en het debiet in afgaskanalen – Deel 2: Geautomatiseerde meetsystemen;
NEN-ISO 9096: NEN-ISO 9096:2003+C1:2007: Emissie van stationaire bronnen – Bepaling van de con-centratie aan vaste deeltjes;
NEN-ISO 15923: NEN-ISO 15923-1:2013: Waterkwaliteit – Bepaling van de ionen met een discreet analy-sesysteem en spectrofotometrische detectie – Deel 1: Ammonium, chloride, nitraat, nitriet, ortho-fosfaat, silicaat en sulfaat;
NPR 7600: NPR 7600:2013: Toepassing van koolwaterstoffen als koudemiddel in koelsystemen en warm-tepompen;
NPR 7601: NPR 7601:2013: Toepassing van koolstofdioxide als koudemiddel in koelinstallaties en warm-tepompen;
NTA 9065: NTA 9065:2012: Luchtkwaliteit – Geurmetingen – Meten en rekenen geur (01.12.2012);
NTA 9766: NTA 9766 2014: Veiligheidsaspecten van installaties voor monomestvergisting en vergistings-gasopwerking op boerderijschaal (01.04.2014);
PGS 16: Richtlijn PGS 16, getiteld ‘LPG: Afleverinstallaties; Richtlijn voor de brandveilige, arbeidsveilige en milieuveilige aflevering van LPG’, PGS 16:2010 versie 1.0 (09-2010);
PGS 33-1: Richtlijn PGS 33-1, getiteld 'Aardgas – Afleverinstallaties van vloeibaar aardgas (LNG) voor motorvoertuigen', PGS 33-1: 2013 versie 1.0 (juni 2013);
- c. De begripsomschrijving van ‘BRL K 779’ komt te luiden: BRL-K779/04, Beoordelingsrichtlijn voor inwendige bekleding op stalen tanks voor brandbare vloeistoffen, Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen, versie van 15 juli 2010;
- d. De begripsomschrijving van ‘NEN 1059’komt te luiden: NEN 1059:2010: Nederlandse norm op basis van NEN-EN 12186 en NEN-EN 12279 – voor Gasvoorzieningsystemen – Gasdrukregelstations voor transport en distributie, februari 2010;
- e. Het begrip ‘NEN 5744:2011/A1:2012’ wordt vervangen door: NEN 5744:2011 + A1: 2013;
- f. De begripsomschrijving van ‘NEN 6068’ komt te luiden: NEN 6068: 2008+C1: 2011: Nederlandse norm voor Milieu en veiligheid – Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten;
- g. De begripsomschrijving van ‘NEN 6646’ komt te luiden: NEN 6646:2015: Water – Fotometrische bepaling van het gehalte aan ammoniumstikstof en van de som van de gehalten aan ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof volgens Kjeldahl, door mineralisatie met seleen, met behulp van een doorstroomanalyse-systeem – Ontsluiting met zwavelzuur, seleen en kaliumsulfaat;
- h. De begripsomschrijving van ‘NEN-EN 858-1’ komt te luiden: NEN-EN 858-1:2002+A1:2004, Afscheiders en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) – Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwaliteitscontrole;
- i. De begripsomschrijving van ‘NEN-EN 1825-1’ komt te luiden: NEN-EN 1825-1: NEN-EN 1825-1:2004+C1:2006: Vetafscheiders en slibvangputten – Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwali-teitscontrole;
- j. De begripsomschrijving van ‘NEN-EN 12619’ komt te luiden: NEN-EN 12619: 2013: Europese norm voor Emissies van stationaire bronnen – Bepaling van de massaconcentratie van totaal gasvormig organisch koolstof in lage concentraties in verbrandingsgassen – Continue methode met vlamionisatiedetector, januari 2013;
- k. De begripsomschrijving van ‘NEN-EN 12817’ komt te luiden: NEN-EN 12817:2010: LPG-uitrusting en toe-behoren – Keuring en herkeuring van opslagtanks met een capaciteit tot en met 13 m3;
- l. De begripsomschrijving van ‘NEN-EN 13211’ komt te luiden: NEN-EN 13211: NEN-EN 13211:2001+C1:2007: Europese norm voor Luchtkwaliteit – Emissies van stationaire bronnen – Bepaling van de concentratie van totaal kwik;
- m. De begripsomschrijving van ‘NEN-EN 14181’ komt te luiden: NEN-EN 14181: 2014: Emissies van stationaire bronnen – Kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen;
- n. De begripsomschrijving van ‘NEN-EN-ISO 5667-3’ wordt vervangen door: NEN-EN-ISO 5667-3:2012: Water – Monsterneming – Deel 3: Conservering en behandeling van watermonsters;
- o. De begripsomschrijving van ‘NEN-EN-ISO/IEC 17020’ komt te luiden: NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012: Con-formiteitsbeoordeling – Algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren;
- p. De begripsomschrijving van ‘NEN-ISO 10523’ komt te luiden: NEN-EN-ISO 10523:2012: Water – Bepaling van de pH;
- q. De begripsomschrijving van ‘NEN-ISO 15713’ komt te luiden: NEN-ISO 15713:2011: – Emissie van stationaire bronnen – Monsterneming en bepaling van het gasvormige fluoridegehalte;
- r. Het begrip ‘NEN-ISO 5814’ met de daarbij behorende begripsomschrijving wordt vervangen door ‘NEN-EN-ISO 5814: NEN-EN-ISO 5814:2012: Water – Bepaling van het gehalte aan opgeloste zuurstof – Elektrochemische methode, oktober 2012; en in de alfabetische rangschikking ingevoegd;
- s. Het begrip ‘NPR 2587’ komt te luiden: NPR 2578:2013: Beheer en onderhoud van LPG-, propaan- en bu-taaninstallaties;
- t. De begripsomschrijving van ‘PGS 19’ komt te luiden: Richtlijn PGS 19, getiteld ‘Propaan en butaan: opslag’, zoals gepubliceerd op www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl, PGS 19:2013 versie 1.0 (oktober 2013);.
2. In het tweede lid vervalt: de NeR en.
Onderdeel B
De BRL-richtlijnen BRL 2005, BRL 2006, BRL 2013 en BRL 5211 zijn met ingang van 1 december 2013 abusievelijk in artikel 1.2 opgenomen. Aangezien er in de Activiteitenregeling niet wordt verwezen naar deze BRL-richtlijnen zijn deze definitiebepalingen vervallen. Ook de BRL K458 vervalt nu door de aanpassing van de regeling niet meer naar deze richtlijn verwezen wordt. BRL K903
Met de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 24 oktober 2012, nr. IENM/BSK-2012/201520, tot wijziging van de Activiteitenregeling milieubeheer (nieuwe activiteiten, integratie Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer, vereenvoudigingen en reparaties)4 waren het begrip ‘BRL K903’ en de verwijzingen naar dat begrip vervallen om te voorkomen dat het begrip in de Activiteitenregeling milieubeheer veelvuldig geactualiseerd moest worden. Een verwijzing naar de Regeling bodemkwaliteit werd voldoende geacht, omdat de meest recente versie van het betreffende normdocument steeds in de bijlage bij de Regeling bodemkwaliteit wordt opgenomen. Deze verwijzing naar de Regeling bodemkwaliteit heeft echter een onbedoeld gevolg. Een aantal activiteiten is niet opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit en daarvoor geldt er geen erkenningsplicht. Dit betreft werkzaamheden aan bovengrondse opslagtanks inclusief stationaire bovengrondse verpakkingen voor het opslaan van afgetapte vloeibare brandstoffen bij een autodemontagebedrijf met een inhoud van maximaal 270 liter, het opstellen van risico-inventarisaties en -evaluaties en de vaste aardgas afleverstations. Dit is hersteld met de onderhavige wijzigingsregeling.
Voor de werkzaamheden aan bovengrondse opslagtanks inclusief stationaire bovengrondse verpakkingen voor het opslaan van afgetapte vloeibare brandstoffen bij een autodemontagebedrijf met een inhoud van maximaal 270 liter is daarom naar een certificering overeenkomstig de BRL K903 verwezen. Aangezien in de BRL K903 voor de lekdetectie verwijst naar de BRL K910 is gekozen alleen naar de BRL K903 te verwijzen en de verwijzing naar de BRL K910 te laten vervallen.
Artikel 3.21, eerste lid, is vervallen, aangezien werkzaamheden aan vaste afleverinstallaties en daarbij behorende leidingen of appendages (artikel 3.21) niet zijn opgenomen in de BRL K903.
LAe
In dit artikellid is een begripsomschrijving van ‘LAe’ opgenomen: het op 1 seconde genormeerde energieniveau van een geluidgebeurtenis. Dit begrip komt voor in het rekenvoorschrift voor schietgeluid op buitenschietbanen (bijlage 9) en wordt gedefinieerd in NEN-ISO-1996.
MP 40-21
In de ministeriële publicatie van het Ministerie van Defensie MP40-21 zijn de interne eisen aan veiligheid in arbeidsomstandigheden, externe veiligheid en interne veiligheid rondom de opslag en de behandeling van ontplofbare stoffen en voorwerpen integraal vastgelegd.
MP40-30
Tevens is een begripsomschrijving opgenomen van ‘MP40-30’. Dit is een ministeriële publicatie van het Ministerie van Defensie die voorschriften bevat voor de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op artikel 3.117.
NTA 9065, 2012
De NTA 9065 ‘meten en rekenen geur’ geeft een overzicht van kwalitatieve en kwantitatieve meet- en berekeningsmethoden om geurhinder te bepalen.
NEN-EN 12619
In het verleden bestonden er twee verschillende normen voor de bepaling van de emissie van gasvormige koolwaterstoffen: NEN-EN 13526:2001 en NEN-EN 12619:1999. Beide normen waren gebaseerd op hetzelfde meetprincipe, zodat samenvoeging van beide normen voor de hand lag. Vanwege het niet beschikbaar zijn van een specifiek controlegas werd in Nederland meestal de NEN-EN 13526 als alternatief voor de NEN-EN 12619 toegepast. Effectief is er niets veranderd nu in de gecombineerde norm NEN-EN 12619, 2013 het gebruik van het specifieke controlegas niet meer is voorgeschreven. Bij de integratie van beide normen zijn de problemen in de uitvoering met 12619 vervallen.
NEN-EN 12817 en PGS 19
Er zijn twee documenten herzien waarnaar de Activiteitenregeling verwijst voor de opslagtanks met propaan en propeen. In artikel 1.2 zijn derhalve verwijzingen opgenomen naar de nieuwe versies van de NEN-EN 12817 en de PGS 19. De NEN-EN 12817: 2010 gaat over de keuring van opslagtanks en geldt vanaf de eerstvolgende keuring.
Nieuw: Artikel 1.3b
Na artikel 1.3a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 1.3b
1. Als stoffen, stofklassen en stofcategorieën als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van het besluit, worden in ieder geval aangewezen en onderverdeeld de stoffen, stofklassen en stofcategorieën in bijlage 12a.
2. Voor de stoffen die als anders ingedeeld zijn aangemerkt als bedoeld in artikel 2.5, zesde lid, van het besluit en die in bijlage 12b zijn vermeld, gelden, in afwijking van artikel 2.5 van het besluit, tot 1 januari 2025 de waarden in bijlage 12b.
Onderdeel C
Bij de indeling van stoffen in de verschillende stofklassen wordt in eerste instantie een indeling gemaakt naar de fysisch-chemische eigenschappen van de stof of stofgroep. Vervolgens adviseert de adviesgroep industriële emissies, met daarin vertegenwoordigers van het bevoegd gezag, milieubeweging en het bedrijfsleven, over de technische en economische haalbaarheid van de emissiegrenswaarden die volgen uit de stofklasse waarin een stof wordt ingedeeld.
De doorwerking van REACH en andere wet- en regelgeving en voortschrijdende inzichten, maakt dat er in de loop van de tijd nieuwe stoffen op deze lijst zullen komen. Daarnaast zijn stoffen die bijvoorbeeld door zelf-classificatie door bedrijven als categorie 1a/b CMR zijn aangewezen niet opgenomen in bovengenoemde lijst. Deze stoffen moeten wel als zeer zorgwekkend worden beschouwd.
Indien een stof niet op de lijst in de Activiteitenregeling voorkomt, betekent dat derhalve niet dat deze stof geen zorgwekkende stof is. De drijver van de inrichting is verplicht om dit na te gaan. Doordat in de EU de informatie over stoffen toeneemt, kan het zijn dat stoffen die tot nu toe niet als zeer zorgwekkend werden beoordeeld dat op enig moment wel worden.
Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen op het moment dat stoffen in REACH op de kandidatenlijst worden geplaatst of op het moment dat bij een nieuwe publicatie van classificatie een stof bijvoorbeeld als kankerverwekkend in categorie 1a of 1b wordt ingedeeld.
Nieuw: Artikel 1.3c
1. Onverminderd artikel 1.3b valt een stof in ieder geval in de stofcategorie zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van het besluit en tabel 2.5 van het besluit en is in ieder geval een zeer zorgwekkende stof als bedoeld in artikel 2.3b, tweede lid, van het besluit, indien deze stof voorkomt op:
- a. bijlage VI van EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, en is ingedeeld als carcinogeen, mutageen of reprotoxisch, categorie 1a of categorie 1b;
- b. de inventaris van geclassificeerde stoffen als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, en is ingedeeld als carcinogeen, mutageen of reprotoxisch, categorie 1a of categorie 1b;
- c. de kandidatenlijst, bedoeld in artikel 59 van EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen;
- d. bijlage XIV van EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen;
- e. bijlage I, II, III of IV van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (PbEU L158);
- f. de lijst van stoffen voor prioritaire actie die is vastgesteld op grond van artikel 6 van het op 22 september 1992 te Parijs tot stand gekomen OSPAR Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, met Bijlagen en Aanhangsels (Trb. 1993, 16 en 141, 1998, 169, 2000, 74, 2001, 157, 2008, 60 en 203, 2011, 231), of
- g. bijlage X van de kaderrichtlijn water, voor zover een stof in die bijlage is aangewezen als prioritaire gevaarlijke stof.
2. Onverminderd het eerste lid valt een stof tevens in de stofcategorie zeer zorgwekkende stoffen en is tevens een zeer zorgwekkende stof als bedoeld in het eerste lid indien deze stof voldoet aan de vast-gestelde wetenschappelijke criteria voor het bepalen van hormoonontregelende eigenschappen als bedoeld in:
- a. artikel 5, derde lid, van Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PbEU L167), of
- b. bijlage II, paragraaf 3.6.5, van Verordening (EG) Nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU L 309).
3. Een wijziging van de bijlagen, lijsten, inventaris dan wel criteria, bedoeld in het eerste en tweede lid, gaat voor de toepassing van het eerste lid gelden met ingang van de dag waarop aan de desbetreffende wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt een ander tijdstip wordt vastgesteld.
Onderdeel C
Eerste lid
Om te bepalen wanneer stoffen aan de criteria opgenomen in artikel 57 van REACH voldoen, is in de regeling aangesloten bij de volgende internationale indelingen: • de Verordening betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (CLP-Verordening)5 • de Verordening betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (POP-Verordening)6 • de Kaderrichtlijn water7 • het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR-Verdrag)8 • de Verordening betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (Biocidenverordening)9 • de Verordening betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (Gewasbescher-mingsmiddelenverordening)10 In artikel 1.3c zijn de relevante bijlagen uit bovengenoemde Verordeningen en Verdragen opgesomd, waarin stoffen als zeer zorgwekkende stoffen zijn ingedeeld.
De Europese CLP-Verordening regelt de indeling en etikettering van stoffen op basis van gegevens die door REACH gegenereerd zijn. Tabel 3.1 van bijlage VI van de CLP-Verordening vermeldt of een stof is ingedeeld als carcinogeen, mutageen of giftig voor de voortplanting (reprotoxisch), categorie 1a of 1b.
Stoffen worden op de kandidatenlijst van REACH11 geplaatst als de stof als zeer zorgwekkende stof (SVHC) geïdentificeerd wordt zodat die in aanmerking komt voor plaatsing op de autorisatielijst (bijlage XIV). De auto-risatielijst is ook toegevoegd als bron zodat duidelijk wordt met welk kenmerk (bijvoorbeeld indien een stof hormoonverstorend is) de stof is geplaatst op de lijst. De POP-verordening streeft ernaar de aanwezigheid van persistente organische verontreinigende stoffen (POPs) te elimineren of te beperken. Onder de POPs valt een aantal brandvertragers en pesticiden. De kwaliteit van water wordt beïnvloed door depositie van stoffen uit de lucht. Daarom zijn de Kaderrichtlijn Water en het OSPAR-verdrag relevant. De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 aan de eisen voldoet. Het OSPAR-verdrag heeft als doel door internationale samenwerking het mariene milieu in de Noordoostelijke Atlantische Oceaan, inclusief de Noordzee, te beschermen.
Geïdentificeerde hormoonverstorende stoffen kunnen op de kandidatenlijst van REACH worden geplaatst als stoffen van gelijke zorg. Daarnaast kunnen bij het toelatingsproces van biociden en gewasbeschermingsmiddelen stoffen als zodanig worden geïdentificeerd. Het kan hierbij gaan om stoffen die naast een toepassing als bestrijdingsmiddel ook andere toepassingen hebben. De stoffenlijst in bijlage 12a van deze Regeling, is samengesteld aan de hand van de in artikel 1.3c genoemde Verordeningen en Verdragen. In de Leidraad emissies van zeer zorgwekkende stoffen naar de lucht (hierna: de Leidraad) wordt nader toe-gelicht hoe de indeling van zeer zorgwekkende stoffen tot stand is gekomen. De Leidraad zal op termijn worden opgenomen in het Informatiedocument Industriële Emissies (IdIE). Hiermee wordt de beleidslijn uit de NeR voortgezet en nauwgezetter geformuleerd. De NeR stelde in § 2.3.7: ‘Als volgens de aanvraag, stoffen naar de lucht geëmitteerd worden die op deze lijsten voorkomen, maar (nog) niet in de MVP-categorie ingedeeld zijn, moet niettemin een emissie-eis worden opgelegd die rekening houdt met hun gevaareigenschappen.’ Met ‘deze lijsten’ worden bedoeld de bijlagen XIV en XVII bij de REACH-verordening.
Tweede lid
Stoffen die worden ingedeeld dan wel geclassificeerd als CMR (Categorie 1A of 1B) zijn zeer zorgwekkende stoffen. CMR-stoffen zijn carcinogene (kankerverwekkende), mutagene (schadelijk voor erfelijk materiaal) en reproductietoxische stoffen (giftig voor de voortplanting). De classificatievoorschriften uit de CLP-verordening12 bepalen of een stof als CMR wordt geclassificeerd. Deze classificaties moeten volgens artikel 31 van REACH op het veiligheidsinformatieblad (hierna: VIB) dat een bedrijf zelf schrijft of ontvangt van zijn toeleverancier zijn aangegeven. Die toeleverancier is verantwoordelijk voor het verstrekken van een VIB en voor de informatie die erin is vermeld. Voor een aantal stoffen is een EU geharmoniseerde classificatie: dat zijn stoffen die zijn opgenomen in bijlage VI van de CLP verordening13 . Deze gevaarklassen uit bijlage VI moeten voor die stof verplicht worden vermeld op het etiket van producten en in het VIB. Voor het grootste deel van de stoffen is de classificatie echter niet in de EU geharmoniseerd vastgesteld. Bedrijven hebben in het kader van de CLP-verordening de plicht om zelfclassificatie toe te passen als geen geharmoniseerde classificatie beschikbaar is. Als stoffen met deze zelfclassificatie als CMR categorie 1A of 1B zijn ingedeeld, moet de stof als zeer zorgwekkend worden beschouwd. De zelfclassificatie moet worden gemeld bij ECHA (Europees agentschap voor chemische stoffen) en wordt opgenomen in de zogeheten C&L inventaris. De C&L inventaris is een openbare databank14 met informatie over de classificatie en etikettering van alle gevaarlijke stoffen die in de EU in de handel worden gebracht.
