Toelichting
De aardgas-afleverinstallatie moet zodanig zijn ontworpen en uitgevoerd dat:
a) de gehele afleverinstallatie veilig blijft functioneren bij een omgevingstemperatuur die ligt tussen 253 K (-20 gr C) en 338 K (+ 65 gr C);
b) deze geen schade aan de binnenleiding kan veroorzaken;
c) het aardgas, dat wordt afgeleverd aan het voertuig, geen vaste deeltjes en/of vloeistof bevat;
d) de afleverdruk van het aardgas in het voertuig niet meer bedraagt dan:
- òf 20 MPa (200 bar) overdruk voor afleverinstallaties zonder temperatuurcompensatie;
- òf het temperatuur gecorrigeerde equivalent van 20 MPa (200 bar) overdruk en 288 K (15 gr C) gastemperatuur, voor afleverinstallaties met temperatuurcompensatie;
e) in geval van toepassing van andere materialen dan staal, moet aangetoond worden dat een veiligheidsvoorziening in werking treedt voordat ontoelaatbare materiaalverzwakking optreedt ten gevolge van temperatuurverhoging bij brand.
De afleverdruk van afleverinstallaties met temperatuurcompensatie mag nooit meer bedragen dan 25 MPa (250 bar) overdruk ongeacht de temperatuur van het gas.
Opmerking 1:
Bij hogere afleverdrukken zal de afblaasbeveiliging van het te vullen voertuig gas afblazen naar de omgeving conform de UN richtlijn R110, Annex 3 artikel 4.2.
Opmerking 2:
ad d) Bij het opstellen van dit voorschrift is er van uitgegaan dat de druk in de installatie op het voertuig onder normale omstandigheden niet hoger mag worden dan 25 MPa (250 bar). Omdat in onderdelen van de afleverinstallatie een hogere druk kan heersen, is de regeling van de aardgasafleverdruk daarom gelimiteerd op 25 MPa (250 bar). Wordt de genoemde afleverdruk overschreden dan moet een overdrukbeveiliging in werking treden (zie ook voorschrift 5.3.2).
Voor drukveranderingen van het aardgas die het gevolg zijn van temperatuurswijzigingen wordt verwezen naar paragraaf 4.7.
Opmerking 3:
Bij het opstellen van dit voorschrift is een uitgangspunt geweest dat de CNG tanks op het voertuig, conform de voertuigregelgeving, moeten zijn voorzien van een beveiliging die in geval van brand voorkomt dat de druk in deze tanks ontoelaatbaar hoog oploopt. In de praktijk wordt hiervoor meestal gebruik gemaakt van een smeltveiligheid.
