Paragraaf 5.3.1 LPG-tankstations - vierde tranche

Uit kennis.vinx.nu
Versie door Han (Overleg | bijdragen) op 21 dec 2015 om 11:19

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar:navigatie, zoeken

Samenvatting

  • Het Besluit LPG-tankstations milieubeheer is nu opgenomen in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling
  • Ten opzichte van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud) wordt de reikwijdte van paragraaf 5.3.1 LPG-tankstations in beperkte mate opgerekt. Voorheen was bepaald dat onder een LPG-tankstation wordt verstaan een inrichting die dient tot het afleveren van LPG aan motorvoertuigen voor het wegverkeer, voor zover de doorzet van LPG meer bedraagt dan 50 m3 per jaar en de opslag van LPG niet meer bedraagt dan 80 m3. De doorzet van LPG is het aantal kubieke meters dat wordt afgenomen. Vanuit het bedrijfsleven kwam het verzoek om de grens voor de opslag van LPG aan te laten sluiten bij het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (hierna: Brzo). Het Brzo heeft tot doel het voorkomen en beperken van ongevallen met gevaarlijke stoffen door inrichtingen die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Dit kan derhalve ook betrekking hebben op LPG-tankstations, al vallen tankstations voor het wegverkeer met een LPG-installatie vanwege de opslagcapaciteit meestal niet onder de werking van het Brzo. De drempelwaarde van het Brzo ligt voor LPG op 50 ton. Dit is ongeveer gelijk aan 110 m3. Dat betekent dat LPG-tankstations met een opslag tussen de 80 m3 en 110 m3, niet onder de reikwijdte van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud) vielen, maar ook niet onder de reikwijdte van het Brzo. Vanuit externe veiligheidsoogpunt was dit niet wenselijk. Derhalve is besloten om de grens voor de opslag van LPG op te trekken tot 50 ton. Omdat het Brzo spreekt over 50 ton (in plaats van 110 m3) en de dichtheid kan wisselen, is ervoor gekozen om ook de eenheid aan te passen. Het verleggen van deze grens zal gevolgen hebben voor slechts een klein aantal LPG-tankstations. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat de inhoud van de LPG-tankwagen niet wordt meegerekend bij het bepalen van het volume voor de opslag van LPG.

Activiteitenbesluit

ZZZZZZ Na artikel 5.50 worden in hoofdstuk 5 twee afdelingen toegevoegd, luidende:

(...)


Afdeling 5.3 Overige installaties § 5.3.1. LPG-tankstations


Onderdeel ZZZZZZ

Met dit onderdeel worden twee afdelingen aan hoofdstuk 5 toegevoegd. Afdeling 5.2. Op- en overslag van benzine en afdeling 5.3 Overige installaties, waarvan een paragraaf over LPG-tankstations deel uitmaakt.


In het besluit worden de volgende nieuwe artikelen opgenomen:


Nieuw: Artikel 5.64

Deze paragraaf is van toepassing op LPG-tankstations waar:

a. de doorzet van LPG meer bedraagt dan 50 m3 per jaar, en
b. de opslagcapaciteit voor LPG niet meer bedraagt dan 50 ton.


Onderdeel ZZZZZZ

Ten opzichte van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud) wordt de reikwijdte van paragraaf 5.3.1 LPG-tankstations in beperkte mate opgerekt. Voorheen was bepaald dat onder een LPG-tankstation wordt verstaan een inrichting die dient tot het afleveren van LPG aan motorvoertuigen voor het wegverkeer, voor zover de doorzet van LPG meer bedraagt dan 50 m3 per jaar en de opslag van LPG niet meer bedraagt dan 80 m3. De doorzet van LPG is het aantal kubieke meters dat wordt afgenomen. Vanuit het bedrijfsleven kwam het verzoek om de grens voor de opslag van LPG aan te laten sluiten bij het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (hierna: Brzo). Het Brzo heeft tot doel het voorkomen en beperken van ongevallen met gevaarlijke stoffen door inrichtingen die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Dit kan derhalve ook betrekking hebben op LPG-tankstations, al vallen tankstations voor het wegverkeer met een LPG-installatie vanwege de opslagcapaciteit meestal niet onder de werking van het Brzo. De drempelwaarde van het Brzo ligt voor LPG op 50 ton. Dit is ongeveer gelijk aan 110 m3. Dat betekent dat LPG-tankstations met een opslag tussen de 80 m3 en 110 m3, niet onder de reikwijdte van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud) vielen, maar ook niet onder de reikwijdte van het Brzo. Vanuit externe veiligheidsoogpunt was dit niet wenselijk. Derhalve is besloten om de grens voor de opslag van LPG op te trekken tot 50 ton. Omdat het Brzo spreekt over 50 ton (in plaats van 110 m3) en de dichtheid kan wisselen, is ervoor gekozen om ook de eenheid aan te passen. Het verleggen van deze grens zal gevolgen hebben voor slechts een klein aantal LPG-tankstations. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat de inhoud van de LPG-tankwagen niet wordt meegerekend bij het bepalen van het volume voor de opslag van LPG.


Nieuw: Artikel 5.65

Met betrekking tot een LPG-afleverinstallatie, de aflevering van LPG aan een afnemer bij een LPG-tankstation en de opstelplaats van de LPG-tankwagen, wordt ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan, ten minste voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.


Onderdeel ZZZZZZ

Artikel 5.65 is gericht tot degene die een LPG-tankstation drijft. Het artikel biedt een grondslag om bij ministeriële regeling regels te stellen met betrekking tot de LPG-afleverinstallatie, de opstelplaats van de LPG-tankwagen, de afstanden tussen die opstelplaats en andere onderdelen van het LPG-tankstation en de aflevering van LPG aan een afnemer. De ter uitwerking hiervan in de Activiteitenregeling milieubeheer opgenomen regels zijn grotendeels afkomstig uit het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud) en PGS 16. Bij of krachtens dit wijzigingsbesluit worden geen eisen gesteld aan de LPG-tankwagens. De veiligheidseisen aan een LPG-tankwagen zijn vastgelegd in het ADR (Accord européen relatif au transport international de marchandises Dangereuses par Route) en zijn op sommige punten verder uitgewerkt in de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen.


Activiteitenregeling

Na artikel 5.36 worden aan hoofdstuk 5 vier afdelingen toegevoegd, luidende:

(...)


AFDELING 5.7 OVERIGE INSTALLATIES


Paragraaf 5.7.1 LPG-tankstations


In de regeling worden de volgende nieuwe artikelen opgenomen:


Nieuw: Artikel 5.55

Ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan voldoet de constructie, plaatsing en uitvoering van de LPG-afleverinstallatie ten minste aan de artikelen 5.56 tot en met 5.62.


Toelichting: Artikelen 5.55, 5.63, 5.66, 5.78, 5.88

De regeling bevat maatregelen met betrekking tot de constructie van de LPG-afleverinstallatie, de keuringen, controle en onderhoud van de LPG- installatie en de daarbij behorende bedrijfsvoering, de afstanden van de LPG-afleverinstallatie tot objecten binnen de inrichting, het lossen van de LPG-tankwagen en het afleveren van LPG. Hieronder vallen voorschriften die voorheen in bijlage 1 van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer waren opgenomen. Er is voor gekozen om zo veel mogelijk te verwijzen naar de voorschriften in de PGS 16-richtlijn. Op deze manier wordt aangesloten bij de meest recente ontwikkelingen in de techniek en worden dubbele of tegenstrijdige voorschriften voorkomen. Tevens wordt hiermee tegemoet gekomen aan het tegengaan van overbodige regeldruk voor bedrijven en het vergemakkelijken van toepassing van de maatregelen in de praktijk. De voorschriften uit de bijlage 1 van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud) komen grotendeels overeen met de voorschriften uit de oude PGS 16. Voor de totstandkoming van de onderhavige regeling, is de PGS 16 geactualiseerd. Hierbij zijn de voorschriften uit de PGS 16 zo veel mogelijk bekeken in het licht van de meest recente technische ontwikkelingen en het gebruik in de praktijk.

Nieuw: Artikel 5.56

1. Een LPG-reservoir is ondergronds dan wel ingeterpt geïnstalleerd.

2. Een LPG-reservoir heeft een inhoud van ten minste 20 kubieke meter.

3. In een LPG-reservoir wordt uitsluitend LPG opgeslagen.

4. LPG wordt niet opgeslagen in een tijdelijk opgesteld LPG-reservoir.

5. Het eerste lid geldt niet voor LPG-reservoirs die deel uitmaken van een LPG-tankstation waarvoor vóór 1 juli 1984 een Hinderwetvergunning is verleend.

6. Het tweede lid geldt niet voor LPG-reservoirs die deel uitmaken van een LPG-tankstation waarvoor vóór 1 juli 1984 een Hinderwetvergunning is verleend en waarbinnen wegens onvoldoende ruimte het plaatsen van een LPG-reservoir met een inhoud van 20 kubieke meter niet mogelijk is. In het geval, bedoeld in de eerste volzin, is de inhoud van het reservoir niet kleiner dan die van het reservoir dat tot 1 juli 1984 aanwezig was.


Toelichting:

Een reservoir of LPG-reservoir is in deze paragraaf een opslagvoorziening voor LPG. Dit kan het reservoir zijn dat deel uitmaakt van de LPG-afleverinstallatie, de tank van de LPG-tankwagen of de brandstoftank van het voertuig waaraan LPG wordt afgeleverd. Tenzij anders is vermeld, wordt met (LPG-) reservoir het reservoir bedoeld dat deel uit maakt van de LPG-afleverinstallatie. Het uitgangspunt is dat een reservoir dat onderdeel uitmaakt van een LPG-afleverinstallatie ondergronds of ingeterpt geïnstalleerd moet zijn. Hiervan mag slechts worden afgeweken indien er voor 1 juli 1984 een vergunning op grond van de Hinderwet is verleend. Dit is bepaald in artikel 5.56, vijfde lid. Ingeval van een bovengronds reservoir moet een grotere afstand worden aangehouden tot externe objecten, zoals opgenomen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: Revi), dan voor een ondergronds of ingeterpt reservoir. Uit de voetnoot bij tabel 1 van bijlage 1 bij de Revi volgt dat voor bovengrondse reservoirs een afstand van 120 meter vanaf dat reservoir tot kwetsbare objecten geldt, ongeacht de doorzet van LPG per jaar.

De minimale inhoud van het reservoir van 20 kubieke meter heeft te maken met het aantal keren dat het reservoir wordt gevuld. Uit onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de Ketenstudies ammoniak, chloor en LPG41 is gebleken dat het vullen van het reservoir met LPG vanuit een LPG-tankwagen gepaard gaat met de nodige externe veiligheidsrisico’s. Deze handeling, die plaatsvindt op het terrein van de inrichting, bevat een groot extern veiligheidsrisico voor burgers in de (leef)omgeving van de inrichting. Het is om deze reden wenselijk dat het aantal vulhandelingen van het reservoir zoveel mogelijk beperkt blijft. Derhalve is bepaald dat het reservoir een inhoud moet hebben van ten minste 20 kubieke meter.

Indien er voor 1 juli 1984 een vergunning op grond van de Hinderwet is verleend kan het echter voorkomen dat het reservoir een inhoud heeft van minder dan 20 kubieke meter. Dat is op grond van het zesde lid toegestaan. Voorwaarde bij vervanging van een dergelijk reservoir, waarbij vervanging door een exemplaar van 20 kubieke meter niet mogelijk is, is dat het reservoir dat wordt teruggeplaatst niet kleiner is dan het reservoir dat wordt vervangen. Welke inhoud het reservoir had dat voor 1 juli 1984 aanwezig was, kan worden vastgesteld aan de hand van de Hinderwetvergunning en meldingen en certificaten ten aanzien van het reservoir. In het vierde lid is bepaald dat LPG niet wordt opgeslagen in een tijdelijk opgesteld reservoir. Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat er LPG wordt verkocht vanuit een losse tank. In de praktijk wordt het reservoir bijgevuld met LPG vanuit een losse tank (het reservoir van de LPG-tankwagen) naast het reservoir. Deze losse tank mag slechts voor het bijvullen worden gebruikt.

Nieuw: Artikel 5.57

LPG-reservoirs worden onderling niet gekoppeld dan wel voldoen aan voorschrift 4.9.14 van PGS 16.


Toelichting:

In dit artikel is bepaald dat LPG-reservoirs onderling niet mogen worden gekoppeld, tenzij wordt voldaan aan voorschrift 4.9.14 van PGS 16. In dat voorschrift is bepaald dat reservoirs alleen gekoppeld mogen zijn indien het ingeterpte en gekoppelde reservoirs betreft ten behoeve waarvan vóór 1 juli 1984 een milieuvergunning is verleend. In het voorschrift worden technische eisen gesteld waaraan in een dergelijk geval voldaan moet worden.

Nieuw: Artikel 5.58

Een bovengronds LPG-reservoir voldoet aan de voorschriften 4.9.1 tot en met 4.9.5 van PGS 16.


Toelichting:

In dit artikel is bepaald dat een bovengronds LPG-reservoir moet voldoen aan de voorschriften 4.9.1 tot en met 4.9.5 van PGS 16. Dit zijn voorschriften over de opstelling en ondersteunende constructie van een bovengronds reservoir en de toegankelijkheid van het reservoir voor beheer en onderhoud en voor hulpdiensten.


Nieuw: Artikel 5.59

Een LPG-afleverinstallatie is voorzien van op afstand bedienbare afsluiters en is uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften 4.7.1 tot en met 4.7.10 van PGS 16.


Toelichting:

Op grond van artikel 5.59 moet een LPG-afleverinstallatie zijn voorzien van op afstand bedienbare afsluiters en zijn uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften 4.7.1 tot en met 4.7.10 van PGS 16. Voor het adequaat kunnen ingrijpen in geval van een incident bij het vullen van het reservoir of het afleveren van LPG is het nodig dat LPG-installaties zijn voorzien van op afstand bedienbare afsluiters. De afsluiters zijn aanwezig in de leiding tussen het reservoir en de aflevertoestellen en in de leiding tussen reservoir en vulpunt en moeten op ten minste twee verschillende plaatsen kunnen worden bediend. Eén bedieningsknop moet aanwezig zijn in de verkoopruimte en een tweede bedieningsknop moet zich op het aflevertoestel bevinden of op enige afstand hiervan. De genoemde voorschriften uit de PGS 16-richtlijn bevatten daarnaast regels over met de hand bedienbare afsluiters en noodstopvoorzieningen.


Nieuw: Artikel 5.60

Indien het terrein waar een reservoir is opgesteld, toegankelijk is voor het publiek, wordt rondom het LPG-reservoir een hekwerk geplaatst dat voldoet aan de voorschriften 4.9.6 tot en met 4.9.9 van PGS 16.


Toelichting:

Indien het terrein waar een LPG-reservoir is opgesteld, toegankelijk is voor het publiek, moet rondom het reservoir een hekwerk worden geplaatst dat voldoet aan de voorschriften 4.9.6 tot en met 4.9.9 van PGS 16. Daarin wordt gespecificeerd aan welke voorwaarden het hekwerk moet voldoen. Er worden onder andere voorwaarden gesteld aan de hoogte en de maaswijdte van het hek en de afstand tussen het hekwerk en het reservoir en de aanwezigheid van deuren in het hekwerk.


Nieuw: Artikel 5.61

Een LPG-afleverinstallatie wordt geplaatst overeenkomstig de voorschriften 4.6.1 tot en met 4.6.6 van PGS 16.


Toelichting:

Een LPG-afleverinstallatie wordt geplaatst overeenkomstig de voorschriften 4.6.1 tot en met 4.6.6 van PGS 16. Deze voorschriften zien op de bescherming tegen mechanische invloeden. Er zijn voorschriften gesteld voor aanrijdbeveiliging en voorschriften ter bescherming van ondergrondse en ingeterpte reservoirs en leidingen. Elk aflevertoestel en het vulpunt moeten bijvoorbeeld in de aanrijdrichting tegen aanrijding zijn beschermd door een voldoende afschermende constructie. In de toelichting bij de voorschriften wordt vermeld aan welke eisen deze constructie moet voldoen. Ook is te lezen met welke maatregelen in elk geval gezorgd kan worden voor voldoende bescherming van ondergrondse en ingeterpte reservoirs tegen mechanische beschadiging van buitenaf en hoe ondergrondse leidingen voor LPG zijn aangelegd om te voorkomen dat (mechanische) beschadiging van buitenaf kan optreden.


Nieuw: Artikel 5.62

Een LPG-afleverinstallatie is uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften 2.3.3 tot en met 2.3.8, 2.4.1 tot en met 2.4.11, 4.5.1 tot en met 4.5.10 en 4.8.1 tot en met 4.8.11 van PGS 16.


Toelichting:

Op grond van artikel 5.62 moet een LPG-afleverinstallatie zijn uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften 2.3.3 tot en met 2.3.8, 2.4.1 tot en met 2.4.11, 4.5.1 tot en met 4.5.10 en 4.8.1 tot en met 4.8.11 van PGS 16. De voorschriften 2.3.3 tot en met 2.3.8 hebben betrekking op de constructie van het reservoir en zien onder andere op de stempelplaat en de veiligheidskleppen. Deze moeten onder andere bestand zijn tegen warmte. De voorschriften 2.4.1 tot en met 2.4.11 gaan over leidingen, appendages en toebehoren van de LPG-afleverinstallatie. De voorschriften 4.5.1 tot en met 4.5.10 zien op elektrische onderdelen van de LPG-afleverinstallatie. Ze hebben betrekking op bliksembeveiliging, voorkoming van statische elektriciteit en op kathodische bescherming van ondergrondse stalen installatiedelen. De voorschriften 4.8.1 tot en met 4.8.11 ten slotte bevatten regels over het vulpunt, het vullen van het reservoir en de niveauregeling. Bij een LPG-installatie is het vullen van het reservoir een handeling waar veel veiligheidsaspecten een rol spelen. Een belangrijk aspect is de niveauregeling. Voorkomen moet worden dat er overvulling plaatsvindt. Daartoe moeten onder meer bij het vulpunt van een LPG-installatie maatregelen zijn getroffen die er voor zorgen dat het maximaal toelaatbare vullingsniveau niet wordt overschreden.


Nieuw: Artikel 5.63

Ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan wordt ten aanzien van keuringen, controle en onderhoud van de LPG-afleverinstallatie ten minste voldaan aan de artikelen 5.64 en 5.65.


Toelichting: Artikelen 5.55, 5.63, 5.66, 5.78, 5.88

De regeling bevat maatregelen met betrekking tot de constructie van de LPG-afleverinstallatie, de keuringen, controle en onderhoud van de LPG- installatie en de daarbij behorende bedrijfsvoering, de afstanden van de LPG-afleverinstallatie tot objecten binnen de inrichting, het lossen van de LPG-tankwagen en het afleveren van LPG. Hieronder vallen voorschriften die voorheen in bijlage 1 van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer waren opgenomen. Er is voor gekozen om zo veel mogelijk te verwijzen naar de voorschriften in de PGS 16-richtlijn. Op deze manier wordt aangesloten bij de meest recente ontwikkelingen in de techniek en worden dubbele of tegenstrijdige voorschriften voorkomen. Tevens wordt hiermee tegemoet gekomen aan het tegengaan van overbodige regeldruk voor bedrijven en het vergemakkelijken van toepassing van de maatregelen in de praktijk. De voorschriften uit de bijlage 1 van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud) komen grotendeels overeen met de voorschriften uit de oude PGS 16. Voor de totstandkoming van de onderhavige regeling, is de PGS 16 geactualiseerd. Hierbij zijn de voorschriften uit de PGS 16 zo veel mogelijk bekeken in het licht van de meest recente technische ontwikkelingen en het gebruik in de praktijk.


Nieuw: Artikel 5.64

Een LPG-afleverinstallatie wordt gekeurd, gecontroleerd en onderhouden overeenkomstig de voorschriften 3.3.1, 3.3.2, 3.3.5 tot en met 3.3.8 en 5.2.1 tot en met 5.2.3 van PGS 16.


Toelichting:

Een LPG-afleverinstallatie wordt gekeurd, gecontroleerd en onderhouden overeenkomstig de voorschriften 3.3.1, 3.3.2, 3.3.5 tot en met 3.3.8 en 5.2.1 tot en met 5.2.3 van PGS 16. Keuring voor ingebruikneming en herkeuringen zijn op nationaal niveau geregeld in het Warenwetbesluit drukapparatuur. In de PGS 16-richtlijn zijn aanvullende voorschriften opgenomen voor maatregelen die niet in het Warenwetbesluit drukapparatuur zijn geregeld. Het gaat bijvoorbeeld om de inspectie van de brandwerende bekleding van bovengrondse delen van de installatie. Inspecties, keuringen en onderhoud moeten plaatsvinden overeenkomstig de NPR 2578. Deze keuringen en het onderhoud door externe deskundigen is geregeld in paragraaf 3.3 van de PGS 16. De voorschriften 5.2.1 tot en met 5.2.3. van de PGS 16-richtlijn gaan over controles die door de inrichtinghouder moeten worden uitgevoerd, onder andere op de lekdichtheid van de LPG-afleverinstallatie.


Nieuw: Artikel 5.65

1. Degene die een LPG-tankstation drijft, beschikt over een installatieboek, dat bestaat uit een bedrijfshandleiding en een logboek, en dat voldoet aan de voorschriften 3.4.2 en 3.4.3 van PGS 16.

2. Een logboek bevat ten minste de gegevens, bedoeld in voorschrift 3.4.4 van PGS 16, voor zover deze gegevens niet al zijn vermeld op het aantekenblad, bedoeld in artikel 12e, tweede lid, van het Warenwetbesluit drukapparatuur.


Toelichting:

Elke LPG afleverinstallatie is voorzien van een installatieboek dat basisinformatie over de installatie bevat, zoals het ontwerp en de uitvoering daarvan alsmede de gebruiksaanwijzing. Daarnaast bevat het installatieboek een logboek, waarin onder meer informatie over uitgevoerde werkzaamheden, onderhoud, keuringen en inspecties en eventuele storingen en ongeregeldheden is opgenomen. De genoemde voorschriften van de PGS 16 bepalen onder andere waar de inhoud van de bedrijfshandleiding en het logboek ten minste aan moet voldoen.

Hierbij wordt opgemerkt dat het logboek een aanvulling dient te zijn op het aantekenblad, zoals voorgeschreven in artikel 12e van het Warenwetbesluit drukapparatuur. Op grond van artikel 12e van het Warenwetbesluit drukapparatuur moeten de bevindingen van elke verrichting aan drukapparatuur, zoals LPG-installaties, op het aantekenblad worden vermeld met, indien van toepassing, verwijzing naar verklaringen en bijbehorende rapporten. Deze verplichting geldt totdat de drukapparatuur is afgekeurd hetzij onklaar is gemaakt hetzij anderszins kennelijk niet meer voor gebruik is bestemd. De gegevens die reeds volgen uit het aantekenblad hoeven niet nogmaals in het logboek of een gelijkwaardig digitaal systeem opgenomen te worden.

Nieuw: Artikel 5.66

Ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan voldoen de bedrijfsvoering ten aanzien van een LPG-afleverinstallatie en de in verband met de veiligheid te treffen voorzieningen ten minste aan de artikelen 5.67 tot en met 5.77.


Toelichting: Artikelen 5.55, 5.63, 5.66, 5.78, 5.88

De regeling bevat maatregelen met betrekking tot de constructie van de LPG-afleverinstallatie, de keuringen, controle en onderhoud van de LPG- installatie en de daarbij behorende bedrijfsvoering, de afstanden van de LPG-afleverinstallatie tot objecten binnen de inrichting, het lossen van de LPG-tankwagen en het afleveren van LPG. Hieronder vallen voorschriften die voorheen in bijlage 1 van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer waren opgenomen. Er is voor gekozen om zo veel mogelijk te verwijzen naar de voorschriften in de PGS 16-richtlijn. Op deze manier wordt aangesloten bij de meest recente ontwikkelingen in de techniek en worden dubbele of tegenstrijdige voorschriften voorkomen. Tevens wordt hiermee tegemoet gekomen aan het tegengaan van overbodige regeldruk voor bedrijven en het vergemakkelijken van toepassing van de maatregelen in de praktijk. De voorschriften uit de bijlage 1 van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud) komen grotendeels overeen met de voorschriften uit de oude PGS 16. Voor de totstandkoming van de onderhavige regeling, is de PGS 16 geactualiseerd. Hierbij zijn de voorschriften uit de PGS 16 zo veel mogelijk bekeken in het licht van de meest recente technische ontwikkelingen en het gebruik in de praktijk.


Nieuw: Artikel 5.67

1. Gedurende de openingstijden van een LPG-tankstation is een toezichthoudend persoon binnen de inrichting aanwezig.

2. De toezichthoudende persoon, bedoeld in het eerste lid:

a. is 18 jaar of ouder;
b. heeft de beschikking over communicatiemiddelen, waaronder een op het openbaar netwerk aangesloten vast telefoontoestel en is in staat deze te bedienen;
c. is op de hoogte van de bij normaal bedrijf in acht te nemen veiligheidsvoorschriften, vermeld in deze afdeling;
d. is op de hoogte van de in geval van een incident of calamiteit noodzakelijk te verrichten handelingen, bedoeld in artikel 5.68, derde lid, en
e. is te allen tijde in staat om de instructies ingeval van een incident of calamiteit, uit te voeren.


Toelichting:

Een toezichthoudende persoon is de drijver van een LPG-tankstation of een door de drijver van een LPG-tankstation aangewezen en geïnstrueerde persoon, belast met het houden van toezicht (direct of indirect) op het afleveren van LPG. Indien het LPG-tankstation geopend is voor het afleveren van LPG, moet een toezichthoudend persoon binnen de inrichting aanwezig zijn. In de praktijk kan het voorkomen dat degene die de inrichting drijft zelf optreedt als toezichthoudend persoon. Deze taak kan echter ook worden vervuld door een door hem aangewezen beheerder. Vaak hebben oliemaatschappijen het beheer uitbesteed aan een zetbaas die verantwoordelijk is namens de maatschappij. Soms is die zetbaas ook actief in het LPG-tankstation, maar soms ook niet. In dat laatste geval zal er toezichthoudend personeel aanwezig zijn. Soms heeft een tankstation een eigen eigenaar of beheerder die ook de toezichthoudende persoon kan zijn.

In het tweede lid is aangegeven waar de toezichthoudende persoon aan moet voldoen. In de Arbeidsomstandighedenwet is vastgelegd dat werknemers jonger dan 18 jaar risicovolle werkzaamheden alleen onder deskundig toezicht mogen uitvoeren. Daarnaast geldt dat werkzaamheden en verantwoordelijkheden moeten passen bij de aan de jeugdige leeftijd inherente beperkte werkervaring en onvoltooide lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van deze werknemers. Het houden van toezicht op de aflevering van LPG mag daarom alleen worden uitgevoerd door personen van 18 jaar en ouder.

Een mobiele telefoon of draadloze telefoon (DECT) kan vonkvorming veroorzaken en mag daarom tijdens het afleveren van LPG en in geval van een incident met LPG niet worden gebruikt. Om deze reden is een vaste telefoonlijn noodzakelijk. De eis van een vaste telefoon is opgenomen om te vermijden dat de verantwoordelijke persoon tijdens bijvoorbeeld een lekkage met zijn mobiele telefoon naar buiten loopt om te bellen en via die weg ontsteking veroorzaakt. Door middel van dit voorschrift (aanwezigheid vast telefoontoestel) in combinatie met de instructie dient dit risico te worden voorkomen.

Nieuw: Artikel 5.68

1. Binnen de inrichting zijn instructies in geval van calamiteiten of incidenten en het veiligheidsinformatieblad van LPG, bedoeld in artikel 31 van de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen aanwezig.

2. Nabij de werkplek van de toezichthoudende persoon als bedoeld in artikel 5.67, eerste lid, zijn de instructies ingeval van calamiteiten of incidenten duidelijk zichtbaar en leesbaar aangebracht.

3. De instructies ingeval van calamiteiten of incidenten bevatten in elk geval de volgende aspecten:

a. de instructies met betrekking tot het in veiligheid brengen van personen;
b. de handelingen benodigd voor het herstellen van de veilige situatie;
c. een actueel overzicht van namen en telefoonnummers van te waarschuwen instanties.

4. Degene die een LPG-tankstation drijft, stelt de toezichthoudende persoon en het in het LPG-tankstation werkzame personeel bij de aanvang van de werkzaamheden en vervolgens jaarlijks op de hoogte van de aard en de gevaaraspecten van de LPG-afleverinstallatie, de te nemen maatregelen bij incidenten, de instructies bij incidenten en calamiteiten en het veiligheidsinformatieblad van LPG, bedoeld in artikel 31 van de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen, en laat de betrokken personen een verklaring ondertekenen dat zij hiervan op de hoogte zijn gesteld.

5. De ondertekende verklaringen worden in het logboek bewaard.


Toelichting:

Van belang voor het effectief handelen bij een incident is dat de binnen het LPG-tankstation aanwezige personen op de hoogte zijn van de te treffen maatregelen. Hiertoe moeten instructies zijn aangebracht, welke in geval van een incident door het personeel van de inrichting opgevolgd moeten worden. Deze instructies bij incidenten en calamiteiten komen wat betreft de inhoud overeen met wat voorheen het noodplan werd genoemd.

De instructies voor het personeel van een LPG-tankstation moeten zijn gericht op het waarschuwen van de hulpverlenende diensten, het in veiligheid brengen van zichzelf en anderen (zoals de bezoekers van het tank-station) en het zo snel mogelijk onder controle brengen van lekkages. Deze instructies moeten zijn aangebracht op de werkplek van de toezichthoudende persoon. Een voorbeeld van een instructie is opgenomen in Bijlage N bij PGS 16.

Het is van groot belang dat het personeel, waaronder ook tijdelijk personeel, bekend is met deze instructies en weet hoe in geval van een incident gehandeld moet worden. De beheerder kan het personeel mondeling instrueren. Degene die het LPG-tankstation drijft, dient er voor te zorgen dat het personeel op de hoogte is van de instructies. Hij verstrekt de instructies bij incidenten en calamiteiten in ieder geval bij de eerste aanvang van de werkzaamheden en herhaalt deze vervolgens jaarlijks. In dit artikel is de verplichting opgenomen dat alle bij het toezicht betrokken binnen de inrichting werkzame personen een verklaring moeten ondertekenen waarmee zij aangeven dat zij de instructies hebben ontvangen en dat zij bekend zijn met de toepassing ervan. De ondertekening moet jaarlijks worden herhaald. Degene die het LPG-tankstation drijft, moet er voor zorgen dat deze ondertekende verklaringen in het logboek worden bewaard.

Het veiligheidsinformatieblad LPG is opgenomen in bijlage D bij PGS 16. Het geeft onder andere de chemische samenstelling van LPG weer. Tevens wordt een indicatie gegeven van de gevaren en worden eerste-hulp-maatregelen en brandbestrijdingsmaatregelen gegeven. Het veiligheidsinformatieblad kan bijvoorbeeld in het logboek worden bewaard. Van belang is dat het personeel weet waar ze het kan vinden.


Nieuw: Artikel 5.69

1. De toezichthoudende persoon, bedoeld in artikel 5.67, eerste lid, heeft vanaf de plaats waar de knop van de op afstand bedienbare sluiters zijn aangebracht goed zicht op het afleveren van de LPG.

2. De aflevering van LPG is slechts mogelijk nadat de toezichthoudende persoon de afleverzuil hiertoe heeft vrijgegeven.

3. Tijdens het afleveren van LPG bevindt de toezichthoudende persoon zich op de plaats waar de knop van de op afstand bedienbare sluiters te allen tijde kan worden bediend.

4. De toezichthoudende persoon kan tijdens het afleveren van LPG zo nodig mondelinge instructies geven aan degene die de afleverzuil bedient. Indien nodig zijn hiervoor voorzieningen aangebracht.

5. Indien een LPG-tankstation niet is geopend voor de aflevering van LPG staan de op afstand bedienbare afsluiters die zich bevinden tussen het LPG-reservoir en de afleverzuilen in de gesloten stand.


Toelichting:

Het afleveren van LPG mag alleen plaatsvinden onder direct toezicht, tenzij gebruik wordt gemaakt van LPG-afleverautomaten. Onder direct toezicht wordt verstaan dat een toezichthoudende persoon binnen de inrichting aanwezig is. Deze persoon moet zicht hebben op het afleveren van LPG. Dit kan behalve rechtstreeks visueel ook gerealiseerd worden met behulp van bepaalde voorzieningen, zoals videocamera's. Daarbij is van belang dat er zicht is op de afleverzuilen. Verder moet de toezichthoudende persoon de afleverzuil fysiek vrijgeven voor de aflevering van LPG. Het vrijgeven van de zuil hoeft niet per tankbeurt plaats te vinden. Een afleverzuil kan permanent vrijgegeven blijven gedurende de periode, zoals de openingstijden van het tankstation, dat er daadwerkelijk toezicht wordt gehouden. Bij het verlaten van de werkplek, waarbij gedurende langere of kortere tijd geen toezicht kan worden gehouden, dient de afleverzuil te worden geblokkeerd.

In het vierde lid is geregeld dat de toezichthoudende persoon tijdens het afleveren van LPG instructies moet kunnen geven aan degene die de afleverzuil bedient. Bij een klein LPG-tankstation kan de toezichthoudende persoon wellicht instructies geven zonder dat daarvoor speciale voorzieningen zijn aangebracht. Als dat, bijvoorbeeld door de omvang of de indeling van het LPG-tankstation niet mogelijk is, moeten voorzieningen zijn aangebracht voor het geven van instructies, zoals een omroepinstallatie.

Het vijfde lid betreft de afsluiters die zich bevinden tussen het reservoir en de afleverzuilen. Afsluiters in de leiding tussen reservoir en vulpunt vallen niet onder deze bepaling.

Nieuw: Artikel 5.70

Op een goed bereikbare en zichtbare plaats nabij een LPG-afleverinstallatie is een blustoestel aanwezig dat voldoet aan de voorschriften 4.9.10 en 4.9.11 van PGS 16.


Toelichting:

Op een goed bereikbare en zichtbare plaats nabij een LPG-afleverinstallatie moet een blustoestel aanwezig zijn dat voldoet aan de voorschriften 4.9.10 en 4.9.11 van PGS 16. Deze voorschriften gaan over de hoeveelheid bluspoeder, de keuring, de locatie en de bereikbaarheid van het blustoestel.


Nieuw: Artikel 5.71

1. Ter plaatse van de afleverzuil en de opstelplaats van de LPG-tankwagen is voldoende verlichting aanwezig om de benodigde handelingen veilig te kunnen verrichten.

2. Een LPG-tankstation is tijdens bedrijf dusdanig verlicht dat voldoende overzicht is gewaarborgd.

3. Er wordt uitsluitend elektrische verlichting toegepast.


Toelichting:

De inrichtinghouder moet ervoor zorgen dat er bij de afleverzuil en de opstelplaats van de LPG-tankwagen voldoende verlichting aanwezig is om de benodigde handelingen met betrekking tot het afleveren en het lossen veilig te kunnen verrichten. Tijdens het lossen zorgt de LPG-tankwagen in de regel voor voldoende verlichting, zodat aanvullende verlichting niet nodig is.


Nieuw: Artikel 5.72

1. Op het verrichten van handelingen met betrekking tot het LPG-reservoir zijn de volgende voorschriften van PGS 16 van toepassing:

a. werkzaamheden aan het reservoir worden uitgevoerd overeenkomstig voorschrift 5.4.1;
b. het ingassen onderscheidenlijk het ontgassen van het reservoir vindt plaats overeenkomstig de voorschriften 5.4.2 en 5.4.3;
c. een dompelpomp van het reservoir wordt verwisseld overeenkomstig voorschrift 5.4.4;
d. een veerveiligheid van het reservoir wordt verwisseld overeenkomstig voorschrift 5.4.5.

2. Het plaatsen, verplaatsen of verwijderen van het reservoir vindt uitsluitend plaats in vloeistofloze toestand door een bedrijf dat speciaal daarvoor is uitgerust.

3. Het reservoir en de afsluiters voldoen aan voorschrift 4.7.11 van PGS 16.


Toelichting:

In artikel 5.72 wordt bepaald dat op het verrichten van handelingen met betrekking tot het LPG-reservoir bepaalde voorschriften van PGS 16 van toepassing zijn. Daarnaast moeten het reservoir en de afsluiters voldoen aan voorschrift 4.7.11 van PGS 16. In de betreffende voorschriften is bepaald dat bij de genoemde handelingen procedures moeten worden gevolgd die zijn beschreven in de bijlagen bij PGS 16. In voorschrift 4.7.11 van PGS 16 is bepaald dat het vullen van het reservoir niet mogelijk mag zijn alvorens de verbinding tussen de bedieningsorganen van de afsluiters van de tankwagen en de noodstopvoorziening van de afsluiters van het reservoir tot stand is gebracht.


Nieuw: Artikel 5.73

1. Het afleveren van LPG vindt uitsluitend plaats door middel van de afleverzuil.

2. De afleverzuil levert uitsluitend LPG aan:

a. brandstofreservoirs die uitsluitend dienen voor de berging van LPG, die speciaal zijn ingericht voor de aandrijving van motorvoertuigen en die zijn bevestigd aan deze voertuigen en die al dan niet mede zijn ingericht voor de voeding van verwarmingssystemen voor gebruik in motorvoertuigen op de weg en de aanhangers daarvan mits die verwarmingssystemen voldoen aan de eisen van de Regeling voertuigen;
b. het reservoir van de LPG-tankwagen, indien de LPG-afleverinstallatie leeg wordt gemaakt.

3. Bij het afleveren van LPG is de vulsnelheid gelimiteerd tot 80 liter per minuut.


Toelichting:

In het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud) was bepaald dat de LPG uitsluitend mocht worden gebruikt voor de aandrijving van motorvoertuigen. De laatste jaren worden er in toenemende mate in- of ondergebouwde LPG-tanks toegepast op bijvoorbeeld kampeerwagens. Deze vaste LPG-tank kan in dat geval gebruikt worden voor zowel aandrijvings- als verwarmingsdoeleinden. Geconstateerd is dat er uit veiligheidsoogpunt geen bezwaren bestaan wanneer een voertuig dat is voorzien van een ingebouwde LPG-tank die gebruikt wordt voor zowel aandrijvings- als verwarmingsdoeleinden, tankt bij een LPG-tankstation, mits het voertuig voldoet aan de eisen zoals opgenomen in de richtlijn 2001/56/EG42 . Er is dan ook besloten om, met het oog op deze ontwikkelingen, de reikwijdte te verruimen ten opzichte van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud). Dit is in het tweede lid, onderdeel a, gebeurd. Richtlijn 2001/56/EG is in Nederland geïmplementeerd in de Regeling voertuigen43 . Daarin is bepaald dat voor het verkrijgen van een typegoedkeuring, verwarmingssystemen van voertuigen moeten voldoen aan de richtlijn 2001/56/EG. Wanneer geen typegoedkeuring wordt verleend, maar individuele goedkeuring door de Rijksdienst voor het Wegverkeer is vereist, dan toetst deze dienst of aan de richtlijn 2001/56 EG wordt voldaan.

Het voorgaande ziet nadrukkelijk op ingebouwde (en dus niet-draagbare) LPG-tanks. Anders dan in het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud) is het vullen van wisselreservoirs, overeenkomstig de al langer bestaande aanpak voor gewone gasflessen, bij LPG-tankstations niet langer toegestaan. Gebleken is dat er vanaf de werkplek van de toezichthoudende persoon niet goed onderscheid kan worden gemaakt tussen wisselreservoirs en gasflessen, zodat niet goed gecontroleerd kan worden of een wisselreservoir of gasfles wordt gevuld. Dit leidt ertoe dat in de praktijk regelmatig reguliere gasflessen worden gevuld bij LPG-tankstations. In beginsel is het vullen van een wisselreservoir veiliger dan het vullen van een andere gasfles, omdat de eerste is voorzien van een overvulbeveiliging waarmee voorkomen kan worden dat de tank voor meer dan 80% gevuld kan worden. Bij een vullingsgraad van meer dan 80% kan de druk in de tank te hoog oplopen en kan deze ontploffen. Voor een goede werking van de overvulbeveiliging is het vereist dat het vullen op de juiste manier gebeurt. De tank moet bijvoorbeeld in de juiste positie worden gehouden. Naar aanleiding van diverse inspraakreacties is dit aspect nader bekeken en is gebleken dat het vullen van wisselreservoirs niet altijd op de juiste manier gebeurt en dat het voor de inrichtinghouder niet goed mogelijk is om toe te zien op het veilig vullen van wisselreservoirs. Daarnaast kan de inrichtinghouder niet goed controleren of het wisselreservoir gebruikt zal worden voor de aandrijving van hef- en transportwerktuigen, een vereiste uit het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud). Gelet op het bovenstaande is het wenselijk dat het vullen van wisselreservoirs, net als van gasflessen, gebeurt bij speciaal daarvoor ingerichte vulstations. Daar wordt door middel van het wegen van de tank gewaarborgd dat deze voor niet meer dan 80% gevuld wordt en wordt de tank beoordeeld op beschadigingen en dergelijke. Dit laatste gebeurt dan nu ook bij het vullen van de wisselreservoirs, waardoor er extra veiligheidswinst behaald wordt. Er zijn in Nederland 80 à 90 vulstations.

In het derde lid is de vulsnelheid gelimiteerd tot 80 liter per minuut. Deze beperking is opgenomen om duidelijk te maken dat de zogenaamde Heavy Duty-aflevering (HD-aflevering) van LPG niet is toegestaan op een LPG-tankstation. Bij het HD-afleveren vindt de aflevering van LPG plaats met een vulsnelheid tussen de 80 liter per minuut en 300 liter per minuut. HD-aflevering is niet geschikt voor aflevering aan personenauto’s, maar wordt onder andere toegepast bij de aflevering aan bussen.


Nieuw: Artikel 5.74

Gasflessen en wisselreservoirs worden niet met LPG gevuld.


Toelichting:

Het vullen van gasflessen met LPG is niet toegestaan. De verruiming van de reikwijdte zoals beschreven in de toelichting op artikel 5.73 heeft niet tot gevolg dat ook het vullen van losse gasflessen, zonder overvulbeveiliging, bij een LPG-tankstation wordt toegestaan. Hiervoor dient men een speciaal gasvulstation te bezoeken. In het algemeen geldt dat een overtreding van dit verbod of andere bepalingen bij of krachtens het Activiteitenbesluit strafbaar is gesteld op grond van de Wet op de economische delicten.


Nieuw: Artikel 5.75

1. Op of aan de afleverzuil is een te allen tijde duidelijk leesbaar opschrift met ten minste 3 centimeter hoge letters aangebracht met de tekst:

a. Motor afzetten;
b. Roken en open vuur verboden, en
c. Gasflessen vullen verboden.

2. In afwijking van het eerste lid kunnen ook pictogrammen worden gebruikt die ten minste 3 centimeter hoog zijn en voldoen aan een vastgestelde internationale standaard.


Toelichting:

Het is van belang dat de waarschuwingen duidelijk leesbaar zijn. Daarom moeten de gebruikte letters of pictogrammen ten minste 3 centimeter hoog zijn. Daarnaast moeten de pictogrammen voldoen aan een vastgestelde internationale standaard, zodat ze algemeen bekend en voor een ieder te begrijpen zijn. Voorbeelden van internationale standaards voor pictogrammen zijn Unicode en de ASCII (American Standard Code for Information Interchange).

Nieuw: Artikel 5.76

1. De afleverslang wordt niet eerder aangekoppeld dan nadat de motor van het voertuig waaraan LPG wordt afgeleverd, buiten werking is gesteld.

2. De motor van het voertuig waaraan LPG is afgeleverd, wordt niet eerder in werking gesteld dan nadat de afleverslang is afgekoppeld en is opgeborgen.


Nieuw: Artikel 5.77

Tijdens het afleveren van LPG wordt niet gerookt en is geen vuur binnen een afstand van 5 meter van de afleverzuil en afleverslang aanwezig.


Toelichting:


In artikel 5.77 is bepaald dat tijdens het afleveren van LPG niet mag worden gerookt en er binnen een afstand van 5 meter van de afleverzuil en afleverslang (de LPG-voerende delen) geen vuur aanwezig mag zijn. Hiertoe moet op grond van artikel 5.75 binnen de inrichting een bord worden aangebracht met een pictogram waaruit blijkt dat open vuur binnen het betreffende gedeelte van de inrichting verboden is.


Nieuw: Artikel 5.78

Ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan wordt ten aanzien van aflevering door middel van een LPG-afleverautomaat ten minste voldaan aan de artikelen 5.79 tot en met 5.84.


Toelichting: Artikelen 5.55, 5.63, 5.66, 5.78, 5.88

De regeling bevat maatregelen met betrekking tot de constructie van de LPG-afleverinstallatie, de keuringen, controle en onderhoud van de LPG- installatie en de daarbij behorende bedrijfsvoering, de afstanden van de LPG-afleverinstallatie tot objecten binnen de inrichting, het lossen van de LPG-tankwagen en het afleveren van LPG. Hieronder vallen voorschriften die voorheen in bijlage 1 van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer waren opgenomen. Er is voor gekozen om zo veel mogelijk te verwijzen naar de voorschriften in de PGS 16-richtlijn. Op deze manier wordt aangesloten bij de meest recente ontwikkelingen in de techniek en worden dubbele of tegenstrijdige voorschriften voorkomen. Tevens wordt hiermee tegemoet gekomen aan het tegengaan van overbodige regeldruk voor bedrijven en het vergemakkelijken van toepassing van de maatregelen in de praktijk. De voorschriften uit de bijlage 1 van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud) komen grotendeels overeen met de voorschriften uit de oude PGS 16. Voor de totstandkoming van de onderhavige regeling, is de PGS 16 geactualiseerd. Hierbij zijn de voorschriften uit de PGS 16 zo veel mogelijk bekeken in het licht van de meest recente technische ontwikkelingen en het gebruik in de praktijk.


Nieuw: Artikel 5.79

1. Artikel 5.67, eerste lid, en artikel 5.69, eerste tot en met vierde lid, zijn niet van toepassing op een LPG-afleverautomaat.

2. Indien LPG wordt afgeleverd door middel van een LPG-afleverautomaat is een toezichthoudend persoon, als bedoeld in artikel 5.67, eerste lid, beschikbaar.


Toelichting:

Een LPG-afleverautomaat kan worden gebruikt binnen inrichtingen waar geen direct toezicht aanwezig is zoals bedoeld in de artikelen 5.67 tot en met 5.69 van de regeling. Indien geen direct toezicht aanwezig is, kan het veilig afleveren van LPG worden gewaarborgd door een combinatie van maatregelen op het gebied van bedrijfsvoering, technische maatregelen en toezicht. Ingeval van toepassing van een LPG-afleverautomaat moet deze voldoen aan de in de artikelen 5.79 tot en met 5.84 genoemde eisen.

De bepalingen met betrekking tot direct toezicht zijn niet van toepassing op een LPG-afleverautomaat. Wel is het van belang dat er een verantwoordelijk toezichthoudend persoon bereikbaar is die in geval van een incident wordt gealarmeerd. Deze persoon hoeft niet fysiek in de inrichting aanwezig te zijn maar moet wel op afroep beschikbaar zijn en binnen afzienbare tijd (3 minuten) ter plekke kunnen zijn. Vanzelfsprekend moet deze persoon een bepaalde binding met het bedrijf hebben.

Nieuw: Artikel 5.80

Bij het afleveren van LPG zonder direct toezicht door middel van een LPG-afleverautomaat is de LPG-afleverinstallatie uitgevoerd overeenkomstig voorschrift 7.2.1 van PGS 16 en wordt voldaan aan de voorschriften 7.2.2 en 7.2.3 van PGS 16.


Toelichting:

Dit artikel bepaalt welke technische voorzieningen de drijver van de inrichting moet treffen, indien er gebruik wordt gemaakt van een LPG-afleverautomaat.


Nieuw: Artikel 5.81

1. Aflevering van LPG door middel van een LPG-afleverautomaat geschiedt uitsluitend aan een afnemer die door degene die een LPG-tankstation drijft, is geregistreerd als toegelaten afnemer.

2. Ten behoeve van die registratie tekent de afnemer een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat:

a. de afnemer bekend is met en zich houdt aan de volgende instructies bij het afleveren van LPG:
1°. op het terrein van de LPG-installatie wordt niet gerookt en wordt geen open vuur gemaakt;
2°. de afleverslang wordt niet eerder aangekoppeld dan nadat de motor van het voertuig, waaraan LPG wordt afgeleverd, buiten werking is gesteld;
3°. de motor van het voertuig waaraan LPG is afgeleverd, wordt niet eerder in werking gesteld dan nadat de afleverslang is afgekoppeld en is opgeborgen;
4°. de slangverbinding wordt deugdelijk tot stand gebracht, waarbij geen andere hulpstukken worden toegepast dan de hulpstukken die door degene die een LPG-tankstation drijft, zijn verstrekt, en
5°. slechts vaste in het motorvoertuig gemonteerde reservoirs als bedoeld in artikel 5.73, tweede lid, onderdeel a, worden gevuld;
b. de afnemer een praktijkinstructie heeft ontvangen voor het vullen van het reservoir van een voer-tuig met het afleversysteem van degene die een LPG-tankstation drijft;
c. de afnemer slechts toestemming heeft voor persoonlijk gebruik van de LPG-afleverautomaat.

3. De afnemer overlegt de verklaring aan degene die het LPG-tankstation drijft.

4. Degene die een LPG-tankstation drijft, houdt een registratie bij van de door hem geaccepteerde afnemers en de door hen ondertekende verklaringen.

5. Degene die een LPG-tankstation drijft, registreert van de afleveringen van LPG door middel van een LPG-afleverautomaat de volgende gegevens en bewaart deze ten minste gedurende twee weken in het logboek:

a. registratiegegevens van de afnemer;
b. datum en tijd van de aflevering, en
c. de afgeleverde hoeveelheid LPG.


Toelichting:

Niet iedereen heeft zomaar toegang tot een LPG-afleverautomaat. Afnemers ofwel gebruikers van LPG-afleverautomaten dienen vooraf te worden geregistreerd. Voorts worden zij geïnstrueerd over de juiste bediening van de installatie. Hierbij kan worden opgemerkt dat de gebruikers van dergelijke afleverautomaten geen eenmalige bezoekers zijn zoals bij een openbaar tankstation voor het wegverkeer vaak het geval is, maar dat zij beschikken over een specifiek pasje of ander digitaal hulpmiddel (geen bankpas) waarmee toegang tot de installatie kan worden verkregen. Deze personen maken regelmatig gebruik van dezelfde installatie en zijn daarom vertrouwd met de bediening daarvan.

Voordat de drijver van de inrichting een afnemer als toegelaten afnemer registreert, dat wil zeggen hem het toegangsmiddel verschaft, dient de afnemer eerst een schriftelijke verklaring te ondertekenen. Uit deze verklaring moet blijken dat de afnemer bekend is met en zich zal houden aan de veiligheidsinstructies van het LPG-tankstation, zoals beschreven in artikel 5.81, tweede lid. Voorts is van belang dat de afnemer hiermee erkent dat de verkregen toestemming slechts voor hem persoonlijk geldt. Immers, de toestemming impliceert dat de afnemer op de hoogte is van de veiligheidsinstructies. Derhalve zijn de toestemming en het toegangsmiddel niet overdraagbaar. In dat verband werken sommige LPG-tankstations met LPG-afleverautomaten met het verschaffen van toegang door middel van een vingerafdruk.

De verantwoordelijkheid voor het al dan niet toelaten van een afnemer ligt bij de drijver van de inrichting. Als een (potentiële) afnemer aantoonbaar niet kan omgaan met de veiligheidsvoorschriften kan de drijver van de inrichting besluiten dat een toegangsmiddel niet wordt verstrekt of wordt ingetrokken.

In het vijfde lid is bepaald dat de drijver van de inrichting een registratie dient bij te houden, waaruit blijkt welke afleveringen er in de afgelopen twee weken hebben plaatsgevonden. De bewaartermijn van twee weken heeft tot doel dat in geval van een incident of calamiteit kan worden nagegaan welke handelingen er op een bepaald tijdstip met de LPG afleverinstallatie zijn verricht en door wie.


Nieuw: Artikel 5.82

1. Het in bedrijf stellen van een LPG-afleverinstallatie en het opheffen van de vergrendeling nadat het beveiligingssysteem heeft gewerkt, geschiedt uitsluitend door degene die een LPG-tankstation drijft of door de toezichthoudende persoon, als bedoeld in artikel 5.67, eerste lid.

2. Een LPG-afleverinstallatie is zodanig uitgevoerd dat het in bedrijf stellen slechts door de persoon, bedoeld in het eerste lid, kan geschieden.


Nieuw: Artikel 5.83

In geval de aflevering van LPG plaatsvindt door middel van een LPG-afleverautomaat verkeert de in bedrijf gestelde LPG-afleverinstallatie in een zodanige toestand dat:

a. indien er geen LPG wordt afgeleverd:
1°. de op afstand bedienbare afsluiters zijn gesloten;
2°. de pompmotor van het elektrische net is afgekoppeld;
3°. de identificatie- en registratievoorziening voor gebruik gereed is;
4°. de noodknop voor gebruik gereed is, en
5°. de beveiligingsvoorzieningen voor gebruik gereed zijn;
b. tijdens het afleveren van LPG:
1°. de identificatie- en registratievoorziening zijn geactiveerd;
2°. de op afstand bedienbare afsluiters zijn geopend;
3°. de dodemansknop, als bedoeld in voorschrift 2.4.8 van PGS 16 is ingedrukt;
4°. de pompmotor aan het elektrische net is gekoppeld;
5°. de noodknop en de oproepinstallatie voor gebruik gereed zijn, en
6°. de beveiligingsvoorzieningen voor gebruik gereed zijn;
c. indien zich in het LPG-tankstation een incident of calamiteit voordoet:
1°. de LPG-afleverinstallatie automatisch buiten bedrijf wordt gesteld en vergrendeld indien de automatisch werkende beveiligingsvoorzieningen zijn geactiveerd;
2°. de LPG-afleverinstallatie automatisch buiten bedrijf wordt gesteld en vergrendeld indien de noodknop wordt bediend;
3°. de indicatie van het buiten bedrijf of defect zijn van de LPG-afleverinstallatie voor de afnemer duidelijk zichtbaar wordt;
4°. degene die een LPG-tankstation drijft of de toezichthoudende persoon, als bedoeld in artikel 5.67, eerste lid, automatisch en in elk geval akoestisch wordt gealarmeerd wanneer de noodknop is bediend of de temperatuurgevoelige elementen in de panelen van de afleverzuil of de beveiliging tegen het niet gesloten zijn van de op afstand bedienbare afsluiters is geactiveerd, en
5°. degene die een LPG-tankstation drijft of de toezichthoudende persoon kan worden gewaarschuwd door middel van de oproepinstallatie.


Toelichting:

Dit artikel geeft weer waar de LPG-afleverinstallatie aan moet voldoen ingeval van aflevering van LPG door middel van een LPG-afleverautomaat. De eisen aan de installatie zijn afhankelijk gesteld van verschillende situaties, namelijk indien er geen LPG wordt afgeleverd (onderdeel a), tijdens het afleveren van LPG (onderdeel b), bij de beëindiging van aflevering van LPG (onderdeel c) en bij incidenten (onderdeel d). Onder beveiligingsvoorzieningen wordt onder andere verstaan de temperatuurgevoelige elementen in de panelen van de afleverzuil, de beveiliging op het niet gesloten zijn van de op afstand bedienbare afsluiters, de thermische beveiliging van de pompmotor en de beveiliging tegen te lage druk in de vloeistofafleverleiding.

De beëindiging van de aflevering van LPG geschiedt door het loslaten van de zogenaamde dodemansknop. Een dodemansknop is een voorziening die in het algemeen wordt toegepast bij machines en toestellen waar de aanwezigheid en aandacht van de bediener essentieel is voor de veiligheid. De knop zorgt ervoor dat het afleveren van LPG automatisch wordt beëindigd als de knop niet meer is ingedrukt. De dodemansknop wordt via artikel 5.83, voorschrift 2.4.8 van PGS 16 en NEN-EN 14678-1: Eisen aan LPG-aflevertoestellen, voorgeschreven voor LPG-afleverzuilen.


Nieuw: Artikel 5.84

1. De LPG-afleverinstallatie wordt buiten bedrijf gesteld indien degene die een LPG-tankstation drijft of de toezichthoudende persoon, als bedoeld in artikel 5.67, eerste lid:

a. niet in het LPG-tankstation aanwezig is;
b. niet oproepbaar is, of
c. niet binnen drie minuten ter plaatse van de LPG-afleverinstallatie aanwezig kan zijn.

2. De LPG-afleverinstallatie blijft buiten bedrijf indien de beveiligingen in werking zijn geweest en de oorzaak daarvan nog niet is verholpen.

3. Het buiten bedrijf zijn van de LPG-afleverinstallatie wordt op een voor de afnemer duidelijke zichtbare manier weergegeven.

Nieuw: Artikel 5.85

Ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan wordt ten aanzien van afstanden van de LPG-afleverinstallatie tot objecten binnen de inrichting en eisen ten aanzien van de opstelplaats van de LPG-tankwagen ten minste voldaan aan de artikelen 5.86 en 5.87.


Nieuw: Artikel 5.86

1. Tussen de LPG-afleverinstallatie of onderdelen daarvan en objecten binnen de inrichting worden ten minste de veiligheidsafstanden, genoemd in tabel 4 van PGS 16, in acht genomen.

2. De voorschriften 4.2.1 tot en met 4.2.14 van PGS 16 zijn van toepassing op de veiligheidsafstanden tussen een LPG-afleverinstallatie of onderdelen daarvan en objecten binnen de inrichting.


Toelichting:

In dit artikel worden een tabel en voorschriften uit de PGS 16-richtlijn van toepassing verklaard over het aanhouden van bepaalde afstanden binnen het LPG-tankstation. Volgens de PGS 16-richtlijn is het voor homogene situaties zoals bij een LPG-tankstation, waar veiligheidsaspecten door vaste afstanden zijn geregeld, ongewenst dat op basis van het gelijkwaardigheidsbeginsel wordt afgeweken van die vaste afstanden. Een belangrijke reden daarvoor is, dat het verkleinen van noodzakelijke interne afstanden op basis van een berekening kan leiden tot het compacter worden van een LPG-afleverinstallatie. Dit heeft als gevolg dat door de kans op domino-effecten het externe veiligheidsrisico zou kunnen toenemen. Het bevoegd gezag wordt aangeraden op dit punt geen gelijkwaardige maatregelen toe te staan.

Nieuw: Artikel 5.87

De opstelplaats van de LPG-tankwagen voldoet aan de voorschriften 4.2.15 tot en met 4.2.23 van PGS 16.


Toelichting: Artikelen 5.55, 5.63, 5.66, 5.78, 5.88 (sic)

De regeling bevat maatregelen met betrekking tot de constructie van de LPG-afleverinstallatie, de keuringen, controle en onderhoud van de LPG- installatie en de daarbij behorende bedrijfsvoering, de afstanden van de LPG-afleverinstallatie tot objecten binnen de inrichting, het lossen van de LPG-tankwagen en het afleveren van LPG. Hieronder vallen voorschriften die voorheen in bijlage 1 van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer waren opgenomen. Er is voor gekozen om zo veel mogelijk te verwijzen naar de voorschriften in de PGS 16-richtlijn. Op deze manier wordt aangesloten bij de meest recente ontwikkelingen in de techniek en worden dubbele of tegenstrijdige voorschriften voorkomen. Tevens wordt hiermee tegemoet gekomen aan het tegengaan van overbodige regeldruk voor bedrijven en het vergemakkelijken van toepassing van de maatregelen in de praktijk. De voorschriften uit de bijlage 1 van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (oud) komen grotendeels overeen met de voorschriften uit de oude PGS 16. Voor de totstandkoming van de onderhavige regeling, is de PGS 16 geactualiseerd. Hierbij zijn de voorschriften uit de PGS 16 zo veel mogelijk bekeken in het licht van de meest recente technische ontwikkelingen en het gebruik in de praktijk.


Transponeringstabel

Besluit LPG-tankstations milieubeheer onderwerp Activiteitenbesluit
Artikel 1, eerste lid, onderdeel b reikwijdte 5.64
Bijlage I Activiteitenregeling
1.1, 1.2, 1.3, 3.12 Installatie LPG-reservoir 5.56
1.1 Onderlinge koppeling reservoirs 5.57
1.3 Eisen aan bovengronds reservoir 5.58
1.1 op afstand bedienbare afsluiters en noodstopvoorziening 5.59
3.15 Hekwerk rond het terrein waar een reservoir is opgesteld 5.60
1.1. 1.2, 1.3, 3.16 (beplanting) Plaatsing LPG-afleverinstallatie (bescherming tegen mechanische invloeden) 5.61
1.1, 1.2, 1.3 Uitvoering LPG-afleverinstallatie t.a.v. stempelplaat en veiligheidskleppen, aanleg en installatie en leidingen, elektrische installaties en vulpunt en bijbehorende leidingen 5.62
2.1 tot en met 2.8, 3.2 Keuring, controle en onderhoud LPG-afleverinstallatie 5.64
3.1 Logboek en installatieboek 5.65
3.1 Toezichthoudende persoon 5.67
3.1 Instructies, informatieblad en verklaringen 5.68
3.13 Zicht toezichthoudende persoon op afleveren LPG 5.69
3.14 Blustoestel 5.70
3.11 Verlichting bij afleverzuil en losplaats 5.71
3.6, 3.7 Verrichten van handelingen met betrekking tot het LPG-reservoir 5.72
3.8 Waaraan mag LPG worden afgeleverd 5.73
3.9 Verbod afleveren 5.74
Opschriften op afleverzuil 5.75
3.9 Aankoppelen afleverslang na uitzetten motor en aanzetten motor na afkoppelen afleverslang 5.76
3.10 Niet roken, geen vuur 5.77
Toezichthoudend persoon beschikbaar 5.79
Uitvoering LPG-afleverinstallatie bij tanken zonder direct toezicht 5.80
Registratie en verklaring afnemers, registratie tankbeurten 5.81
In bedrijf stellen afleverinstallatie 5.82
Instellingen afleverautomaat 5.83
Buiten bedrijfstelling afleverinstallatie 5.84
4.1.0 t/m 4.4.1 Interne veiligheidsafstanden 5.86
4.5.1 t/m 4.5.5 Afstanden opstelplaats van de LPG-tankwagen 5.87