1.18 AB - vierde tranche

Uit kennis.vinx.nu
Versie door Vincent (Overleg | bijdragen) op 28 mei 2015 om 15:22

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar:navigatie, zoeken

Wijzigingstekst

1. In het eerste lid vervalt: ten minste 10 schapen, 5 paarden, 10 geiten, 25 stuks pluimvee, 25 konijnen of 10 overige.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het eerste lid is niet van toepassing op inrichtingen waar minder dan 10 schapen, 5 paarden, 10 geiten, 25 stuks pluimvee, 25 konijnen of 10 overige landbouwhuisdieren worden gehouden.


Toelichting

Met de wijziging van artikel 1.18 komen onder andere dierentuinen onder het Activiteitenbesluit te vallen. Artikel 1.18 geeft de specifieke meldingsvereisten voor veehouderijen. Deze vereisten gelden niet voor kinderboerderijen, hertenkampen, dierentuinen en soortgelijke inrichtingen. Een moeilijk punt is dat dieren van dezelfde diersoort zowel in de agrarische sector als op een kinderboerderij of in een dierentuin gehouden kunnen worden. Om dat onderscheid beter tot zijn recht te laten komen is in het eerste lid opgenomen dat dat lid alleen geldt voor het houden van landbouwhuisdieren. Dit zijn dieren die voor productiedoeleinden in de agrarische sector worden gehouden of gefokt en om paarden in maneges. Doordat het eerste lid expliciet van toepassing is op landbouwhuisdieren is dit artikel niet van toepassing op kinderboerderijen, hertenkampen, dierentuinen en dergelijke. De uitzonderingen voor specifieke diersoorten zoals geiten, die zowel in de agrarische sector als daarbuiten gehouden worden, zijn verplaatst van het eerste naar het tweede lid. De oorspronkelijke uitzondering voor kinderboerderijen in het tweede lid is niet meer nodig: dieren op een kinderboerderij zijn geen landbouwhuisdieren en vallen dus niet onder het aangepaste eerste lid.


(Artikel I, Onderdeel L)


Externe links

-