Afdeling 2.6 Energiebesparing - vierde tranche

Uit kennis.vinx.nu
Versie door Han (Overleg | bijdragen) op 22 okt 2015 om 09:57

Ga naar:navigatie, zoeken

Activiteitenbesluit

Met de vierde tranche wordt de zogenaamde "erkende maatregelsystematiek geïntroduceerd". Hierdoor wordt concreet welke energiebesparende maatregelen een drijver van een inrichting kan treffen om in ieder geval te voldoen aan het gestelde doelvoorschrift (artikel 2.15, eerste lid, van het besluit). Het gaat specifiek om maatregelen die in bijlage 10 AR zijn opgenomen waarin per bedrijfstak (onderverdeeld naar activiteiten en naar typen maatregelen) erkende maatregelen zijn opgenomen. De erkende maatregelen zijn in het kader van de aanpassing van deze regeling na overleg met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en bevoegd gezag opgesteld.


Artikel 2.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Degene die de inrichting drijft neemt alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder.

2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift een gefaseerde uitvoering van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, toestaan waarbij rekening wordt gehouden met de bedrijfseconomische omstandigheden van de inrichting. Hierbij stelt het bevoegd gezag per maatregel een redelijke termijn vast waarbinnen die maatregel moet zijn uitgevoerd.

3. Het tweede tot en met vijfde lid (oud) worden vernummerd tot derde tot en met zesde lid.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.


Onderdeel Y

Artikel 2.15, eerste lid

Uit artikel 2.15, eerste lid, is de netto contante waarde als criterium voor de vraag of een maatregel rendabel is, geschrapt. In de praktijk bleek het werken met twee criteria verwarrend en ook overbodig. In de praktijk geldt namelijk vrijwel altijd dat een maatregel met een positieve netto contante waarde ook een terugverdientijd van vijf jaar of minder heeft. Het heeft daarom vrijwel geen toegevoegde waarde om naast de terugverdientijd ook de netto contante waarde als criterium te hanteren.


Artikel 2.15, tweede lid

Het bevoegd gezag kan al dan niet op verzoek van de drijver van de inrichting gebruik maken van de mogelijkheid om bij maatwerkvoorschrift een gefaseerde uitvoering vast te leggen. Hiertoe treedt het in overleg met de drijver van de inrichting over de tijdstippen waarop de nog te nemen energiebesparende maatregelen genomen moeten worden. Door deze fasering mogelijk te maken ontstaat de mogelijkheid om rekening te houden met de bedrijfseconomische omstandigheden van een inrichting. Het kan daarbij gaan om de financiële situatie van een inrichting die aantoonbaar fasering van de maatregelen noodzakelijk maken. Het faseren kan niet gebruikt worden om het nemen van maatregelen telkens vooruit te schuiven.

Ook kan om bedrijfseconomische redenen in de afspraken worden aangesloten bij natuurlijke momenten van een inrichting zoals investerings- en vervangingsmomenten of het reguliere onderhoud en renovaties. De bedoelde bedrijfseconomische omstandigheden betreffen dus niet omstandigheden die ontstaan door structureel slecht management.

Het tweede lid maakt het mogelijk dat het bevoegd gezag in de toezichts- en handhavingsfase samen met de drijver van de inrichting afspraken maakt over het stellen van redelijke termijnen. Het bevoegd gezag legt deze termijnen bij beschikking vast en houdt vervolgens toezicht op de naleving ervan.

Activiteitenregeling

Aan de AR wordt een nieuwe afdeling toegevoegd:

AFDELING 2.5 ENERGIEBESPARING


In deze afdeling is het volgende nieuwe artikel opgenomen:

Artikel 2.16 AR


Verder is Bijlage 10 AR relevant. In die bijlage zijn de erkende maatregelen opgenomen:

Bijlage 10 AR