Afdeling 2.5 Afvalbeheer - vierde tranche
Inhoud
Activiteitenbesluit
Sjabloon:Anker Het opschrift van afdeling 2.5 komt te luiden:
AFDELING 2.5. DOELMATIG BEHEER VAN AFVALSTOFFEN
Verder worden de volgende artikelen gewijzigd:
Artikel 2.12 komt te luiden:
Artikel 2.12
1. Onverminderd artikel 10.54a, eerste lid, van de Wet milieubeheer is het verboden voorafgaand aan het afvalstoffenbeheer gevaarlijke afvalstoffen te mengen, daaronder mede begrepen het verdunnen, met andere categorieën van afvalstoffen of met andere stoffen of materialen.
2. Het is verboden afvalstoffen, niet zijnde gevaarlijke afvalstoffen, die binnen de inrichting zijn ontstaan, te mengen met andere categorieën van afvalstoffen, indien het gescheiden houden en gescheiden afgeven redelijkerwijs kan worden gevergd.
3. Het is verboden afvalstoffen, niet zijnde gevaarlijke afvalstoffen, afkomstig van buiten de inrichting, te mengen met andere categorieën van afvalstoffen.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het mengen van gevaarlijke afvalstoffen met afvalstoffen, niet zijnde gevaarlijke afvalstoffen, voor zover het mengen bij ministeriële regeling is toegestaan.
5. Bij ministeriële regeling worden, voor toepassing van dit artikel, categorieën van afvalstoffen aangewezen.
Onderdeel W
Artikel 2.12, eerste lid
Op grond van artikel 10.54a, eerste lid, van de Wm is het verboden gevaarlijke afvalstoffen te mengen zonder omgevingsvergunning. Dat verbod geldt voor activiteiten die vallen onder het begrip afvalstoffenbeheer (zie artikel 1.1 van de Wm). Van afvalstoffenbeheer is sprake vanaf de inzameling. Inzameling wordt daarbij beschouwd als een actieve en professionele handeling.
In artikel 2.12, eerste lid, is een verbod opgenomen voor het mengen van gevaarlijke afvalstoffen dat van toepassing is op de situaties die niet onder afvalstoffenbeheer vallen. Dit betreft dus de fase voorafgaand aan inzameling. Zo heeft het eerste lid betrekking op handelingen met eigen gevaarlijke afvalstoffen binnen de inrichting waar de afvalstoffen zijn ontstaan. Ook op brengpunten, zoals detaillisten waar gevaarlijke afvalstoffen worden ingeleverd zoals verzamelbakken voor batterijen in supermarkten of brengpunten voor oude medicijnen bij de apotheker, is het eerste lid van toepassing. Daarnaast is het lid ook van toepassing op gevaarlijke afvalstoffen die ontstaan door werkzaamheden die een inrichting buiten de eigen inrichting uitvoert en deze afvalstoffen nog niet zijn meegenomen naar een inrichting.
Voor de toepassing van het mengverbod in het eerste lid is het van belang om te weten wanneer sprake is van mengen. Er zijn drie vormen van mengen te onderscheiden:
1. Het samenvoegen van afvalstoffen die behoren tot verschillende categorieën van afvalstoffen die op grond van artikel 2.12, vijfde lid, zijn aangewezen in de Activiteitenregeling.
2. Het samenvoegen van afvalstoffen die behoren tot dezelfde categorie van afvalstoffen in de Activiteitenregeling, maar wel verschillend zijn.
3. Het samenvoegen van afvalstoffen met niet-afvalstoffen.
Hierbij is het van belang of sprake is van «verschillende categorieën van afvalstoffen» of «dezelfde categorie van afvalstoffen» zoals genoemd in de eerste en tweede mengvorm. Dit kan worden bepaald aan de hand van de Activiteiten-regeling. In de Activiteitenregeling is een lijst opgenomen van verschillende categorieën van afvalstoffen. De lijst van verschillende categorieën van afval-stoffen is erop gericht om aan te geven welke afvalstoffen in principe wel en welke niet mogen worden samengevoegd.
Het mengverbod in het eerste lid is alleen van toepassing op de eerste en derde mengvorm. Bij de eerste mengvorm gaat het om het samenvoegen van afvalstoffen die onder verschillende categorieën van afvalstoffen in de Activiteitenregeling vallen. Zo vallen afgewerkte olie die vrijkomt bij onderhoud aan voorzieningen of installaties en smeervet onder verschillende categorieën van afvalstoffen in de Activiteitenregeling. Omdat beide afvalstoffen in verschillende categorieën van afvalstoffen in de Activiteitenregeling vallen, wordt het samenvoegen ervan als mengen beschouwd. Op grond van het eerste lid, is deze menghandeling verboden. Bij de derde mengvorm gaat het om het samenvoegen van afvalstoffen met niet-afvalstoffen. Ook dit wordt als mengen beschouwd. Voor gevaarlijke afval-stoffen geldt dat het op grond van het eerste lid, verboden is om gevaarlijke afvalstoffen te mengen met niet-afvalstoffen. Voor het mengen van niet-gevaarlijke afvalstoffen met niet-afvalstoffen geldt geen verbod.
Het mengverbod in het eerste lid is niet van toepassing op de tweede meng-vorm. Bij de tweede mengvorm gaat het om het samenvoegen van afvalstoffen die onder dezelfde categorie van afvalstoffen in de Activiteitenregeling vallen, maar wel verschillen van elkaar qua aard, samenstelling of concentratie. Het is dus toegestaan om gevaarlijke afvalstoffen die binnen dezelfde categorie van afvalstoffen in de Activiteitenregeling vallen, te mengen. Bijvoorbeeld lege ongereinigde verpakkingen van olie en lege ongereinigde verpakkingen van verf. Beide afvalstoffen vallen binnen dezelfde categorie van afvalstoffen in de Activiteitenregeling, maar verschillen wel van aard. Het mengen hiervan valt niet onder het verbod van het eerste lid.
Artikel 2.12, tweede lid
De verbodsbepaling in dit lid heeft betrekking op eigen, niet-gevaarlijke afval-stoffen die tot verschillende categorieën van afvalstoffen in de Activiteitenregeling behoren. Deze mogen niet worden gemengd als het gescheiden houden redelijkerwijs kan worden gevergd. In hoofdstuk 14 van het Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021 is aangegeven hoe kan worden bepaald wanneer sprake is van het «redelijkerwijs gescheiden kunnen houden» van afvalstoffen.
Artikel 2.12, derde lid
Het mengen van niet-gevaarlijke afvalstoffen van buiten de inrichting en die behoren tot verschillende categorieën van afvalstoffen in de Activiteitenregeling mag in principe niet. Zo is het verboden om verpakkingsglas te mengen met vlakglas omdat deze afvalstoffen in verschillende categorieën van afvalstoffen in de Activiteitenregeling vallen. Er gelden enkele uitzonderingen op het verbod. Een uitzondering betreft het mengen van verschillende niet-gevaarlijke afvalstoffen tot biomassa. Deze uitzondering is opgenomen in artikel 3.10n, tweede lid. Daarnaast is een uitzondering opgenomen in artikel 3.156, tweede lid, dat van toepassing is op gemeentelijke milieustraten ofwel de gemeentelijke afval-brengstations. Het mengverbod in het derde lid is niet van toepassing op het mengen van niet-gevaarlijke afvalstoffen die onder dezelfde categorie van afvalstoffen in de Activiteitenregeling vallen, maar wel van elkaar verschillen. Bijvoorbeeld het mengen van schoon hout (a-hout) met geverfd hout (b-hout). Deze menghandeling valt niet onder het verbod van het derde lid.
Artikel 2.12, vierde lid
In het vierde lid is een uitzondering opgenomen op het mengverbod van het eerste lid. Het is toegestaan om gevaarlijke afvalstoffen met niet-gevaarlijke afvalstoffen die tot bepaalde verschillende categorieën van afvalstoffen in de Activiteitenregeling behoren, te mengen in het geval nog geen sprake is van afvalstoffenbeheer. In de Activiteitenregeling is aangegeven welke categorieën van afvalstoffen het betreft. Het zijn de categorieën van afvalstoffen in de Activiteitenregeling met hetzelfde nummer maar met een toevoeging A of B. Dit zijn de gevallen waarin de afvalstoffen zowel gevaarlijk als niet-gevaarlijk kunnen zijn, maar waar het zowel vanuit het oogpunt van hoogwaardige verwerking van afval als vanuit het risico op ongewenste wegmenging niet veel bezwaar bestaat tegen het mengen. Brandblussers zijn een voorbeeld. Brandblussers kunnen als gevaarlijke afvalstof of als niet-gevaarlijke afvalstof worden geclassificeerd, afhankelijk van het blusmiddel. Gevaarlijke brandblussers en niet-gevaarlijke brandblussers vallen onder verschillende categorieën van afvalstoffen in de Activiteitenregeling, maar de categorieën hebben wel hetzelfde nummer (en verschillen alleen in de toevoeging, A of B). Het mengen van gevaarlijke brandblussers met niet-gevaarlijke brandblussers is uitgezonderd van het mengverbod van het eerste lid van dit artikel.
Artikel 2.14a
Artikel 2.14a, eerste lid, komt te luiden:
1. Het is verboden afvalstoffen te verbranden.
Onderdeel X
De uitzondering op het verbod van het verbranden van afvalstoffen voor de inzet van biomassa als brandstof van artikel 2.14a, eerste lid, is verplaatst naar artikel 3.10n.
Activiteitenregeling
Artikel 2.9
Artikel 2.9 komt te luiden:
1. De categorieën van afvalstoffen, bedoeld in artikel 10.54a van de wet, zijn de categorieën in bijlage 11, ongeacht het type inrichting.
2. De categorieën van afvalstoffen, bedoeld in artikel 2.12, vijfde lid, van het besluit, zijn de categorieën in bijlage 11.
3. Onverminderd het tweede lid worden verschillende soorten afvalwater waarvan het lozen bij of krachtens het besluit op dezelfde wijze is toegestaan, gerekend tot dezelfde categorie.
4. Het mengen van gevaarlijke afvalstoffen met niet gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in artikel 2.12, vierde lid, van het besluit is toegestaan indien en voor zover de afvalstoffen behoren tot twee categorieën die in bijlage 11 zijn aangeduid met hetzelfde nummer, daarbij onderscheiden met de aanduiding A en B.
Onderdeel G
Artikel 2.9 is opnieuw vastgesteld. Voorafgaand deze wijzigingsregeling bevatte het artikel een opsomming van categorieën van afvalstoffen voor afvalscheiding. Dit was in aanvulling op de Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen. Voor een complete lijst moest een bedrijf dus de lijsten uit beide regelingen naast elkaar gebruiken. Deze wijzigingsregeling voegt de lijsten uit beide regelingen samen tot één lijst. De lijst is als bijlage 11 aan de Activiteitenregeling toegevoegd.
Die lijst heeft twee verschillende juridische grondslagen.
Op de eerste plaats is de lijst bedoeld in artikel 10.54a van de Wm, gebaseerd op het eerste lid van dat artikel, zoals dat luidt met ingang van 15 oktober 201415 . Artikel 10.54a stelt een verbod in om zonder omgevingsvergunning verschillende categorieën van gevaarlijke afvalstoffen te mengen tijdens het afvalbeheer. Dit verbod geldt voor eenieder, dus voor alle typen inrichtingen. De indeling in bijlage 11 geeft aan wat de categorieën zijn voor de toepassing van dat artikel. Voor het mengen van gevaarlijke afvalstoffen die in bijlage 11 binnen dezelfde categorie vallen, is dus geen omgevingsvergunning nodig. De omgevingsvergunning is wel nodig voor het tijdens het afvalbeheer mengen van gevaarlijke afvalstoffen uit verschillende categorieën en van gevaarlijke afvalstoffen met andere stoffen. Hierbij wordt opgemerkt dat voor de toepassing van artikel 10.54a alleen de categorieën van gevaarlijke afvalstoffen relevant zijn.
Op de tweede plaats is de lijst gebaseerd op artikel 2.12 van het Activiteitenbesluit. Dat artikel verbiedt het mengen van categorieën van gevaarlijke afvalstoffen in de fase voorafgaand aan het afvalbeheer, dat wil zeggen de fase waarin artikel 10.54a niet van toepassing is. In aanvulling daarop geeft het artikel beperkingen aan het mengen van categorieën van niet gevaarlijke afvalstoffen. Voor de toepassing van dat verbod en die beperkingen is dezelfde lijst met categorieën leidend. Hierbij wordt opgemerkt dat voor de toepassing van artikel 2.12 van het Activiteitenbesluit alle categorieën van de bijlage relevant zijn, zowel gevaarlijke afvalstoffen als niet gevaarlijke afvalstoffen.
Het derde lid van artikel 2.9 geeft een aanvulling op de bijlage. Afvalwater dat wordt geloosd, staat niet in bijlage 11. Het derde lid geeft aan dat afvalwaterstromen die op dezelfde manier worden geloosd, voorafgaand aan dat lozen ook mogen worden gemengd. Voorwaarde is wel dat alle samen te voegen stromen individueel ook op die manier mogen worden geloosd.
Het vierde lid heeft een andere functie. Het verbod en de beperkingen van artikel 2.12 kunnen niet met een omgevingsvergunning worden opgeheven. Voor handelingen voorafgaand aan het afvalbeheer is een individuele ontheffing dus niet mogelijk. Wel kan de regeling een vrijstelling geven voor bepaalde categorieën die wel samengevoegd kunnen worden. Dat gebeurt in het vierde lid. De toestemming geldt voor de categorieën die in de bijlage met een A en B onderscheiden zijn. Het gaat dan om een categorie van gevaarlijk afval (A) en niet gevaarlijk afval (B) die in de praktijk dezelfde verwerkingsroute volgen zodat scheiding milieuhygiënisch niet zinvol is. Zo zijn bijvoorbeeld elektrische en elektronische apparaten niet allemaal gevaarlijke afvalstoffen, maar de verwerkingsmethode is voor beide groepen hetzelfde. Het heeft derhalve geen meerwaarde de apparaten voorafgaand aan het afvalbeheer (bijvoorbeeld de inname bij een elektronicazaak) te scheiden in gevaarlijk afval en niet gevaarlijk afval.
Bijlage 11 Categorieën van afvalstoffen
| categorie | ga/nga [1] | beschrijving |
|---|---|---|
| 1 | ga | autowrakken die vloeistoffen, gevaarlijke stoffen of gevaarlijke onderdelen bevatten |
| 2 | nga | autowrakken die geen vloeistoffen, gevaarlijke stoffen of gevaarlijke onderdelen bevatten |
| 3 | nga | tanks voor vloeibaar gas (LPG-tanks) |
| 4 | nga | opgegraven ondergrondse tanks |
| 5A | ga | brandblussers groter dan 1 kilogram die gevaarlijke stoffen bevatten en met gassen gevulde gasflessen en overige drukhouders die gevaarlijke stoffen bevatten |
| 5B | nga | brandblussers groter dan 1 kilogram die geen gevaarlijke stoffen bevatten en met gassen gevulde gasflessen en overige drukhouders die geen gevaarlijke stoffen bevatten |
| 6 | ga | papier- en kunststofgeïsoleerde kabels en restanten die gevaarlijke stoffen bevatten |
| 7 | nga | papier- en kunststofgeïsoleerde kabels en restanten die geen gevaarlijke stoffen bevatten |
| 8 | nga | groenafval |
| 9 | nga | gescheiden ingezameld groente-, fruit- en tuinafval van huishoudens (gft-afval) en daarmee naar aard en samenstelling vergelijkbaar bij handel, diensten en overheden en veilingen gescheiden ingezameld organisch bedrijfsafval |
| 10 | nga | afval dat vrijkomt bij het vegen van openbare straten, terreinen, stranden en het legen van openbare afvalbakken (veegafval) |
| 11 | nga | afval dat vrijkomt bij het reinigen van riolen, kolken en gemalen (RKG-slib) |
| 12 | nga | slib dat vrijkomt bij de biologische zuivering van afvalwater uit de voedings- en genotmiddelenindustrie |
| 13 | nga | reststoffen van drinkwaterbereiding die |
| – geschikt zijn voor gebruik als hulpstof bij de productie van meststoffen of in een rioolwaterzuivering en/of | ||
| – geschikt zijn voor toepassing als bouwstof binnen de randvoorwaarden van het besluit Bodemkwaliteit, en/of | ||
| – waarvan het gehalte aan arseen gelijk of minder is dan 500 mg/kg droge stof en die binnen geldende wet- en regelgeving geschikt zijn voor andere vormen van recycling, | ||
| 14 | nga | a- en b- hout |
| 15 | ga | hout dat, teneinde zo de duurzaamheid te verbeteren, is behandeld met middelen die koper en chroom (CC-hout) of koper, chroom en arseen (CCA-hout) bevatten |
| 16 | nga | kunststofafval – niet zijnde geëxpandeerd polystyreenschuim (categorie 22) – dat geen gevaarlijke stoffen bevat of daarmee is verontreinigd |
| 17 | nga | metalen |
| 18 | nga | papier en karton niet zijnde 'niet ontwikkeld fotopapier' (categorie 19) |
| 19 | nga | niet ontwikkeld fotopapier |
| 20 | nga | textiel, niet zijnde tapijt |
| 21 | nga | matrassen |
| 22 | nga | geëxpandeerd polystyreenschuim (EPS) |
| 23 | nga | steenwol |
| 24 | ga | verpakkingen van verf, lijm, kit en hars, voor zover verontreinigd met niet volledig uitgeharde restanten |
| 25 | nga | verpakkingsglas |
| 26 | nga | vlakglas dat niet is verontreinigd met gevaarlijke stoffen |
| 27 | nga | afval dat valt onder de werkingssfeer van de Verordening EG 1069/2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten |
| 28 | ga | afval met een infectierisico, afkomstig van de gezondheidszorg voor mens of dier of van verwant onderzoek |
| 29A | ga | asfalt waarvan het gehalte aan koolteer gelijk is aan of hoger is dan 1.000 mg/kg |
| 29B | nga | asfalt met een gehalte aan koolteer van minder dan 1.000 mg/kg |
| 30 | ga | zeefzand ontstaat bij het afzeven van het fijne materiaal in sorteerinstallaties voor bouw- en sloopafval of bij het voorzeven van steenachtige fracties uit bouw- en sloopafval in puinbreekinstallaties en dat gevaarlijke stoffen bevat |
| 31 | nga | zeefzand ontstaat bij het afzeven van het fijne materiaal in sorteerinstallaties voor bouw- en sloopafval of bij het voorzeven van steenachtige fracties uit bouw- en sloopafval in puinbreekinstallaties en dat geen gevaarlijke stoffen bevat |
| 32 | ga | dakafval waarvan het somtotaal van de concentratie aan PAK-10 gelijk is aan of hoger is dan 75 mg/kg droge stof |
| 33 | nga | bitumineus dakafval dat geen koolteer bevat |
| 34A | ga | composiet dakafval met minder dan 10% dakbedekkingvreemd materiaal en waarin dakafval voorkomt waarvan het gehalte aan koolteer gelijk is aan of hoger is dan 1.000 mg/kg |
| 34B | nga | composiet dakafval met minder dan 10% dakbedekkingvreemd materiaal waarin geen dakafval voorkomt waarvan het gehalte aan koolteer gelijk is aan of hoger is dan 1.000 mg/kg |
| 35A | ga | composiet dakafval met 10% of meer dakbedekkingvreemd materiaal en waarin dakafval voorkomt waarvan het gehalte aan koolteer gelijk is aan of hoger is dan 1.000 mg/kg |
| 35B | nga | composiet dakafval met 10% of meer dakbedekkingvreemd materiaal waarin geen dakafval voorkomt waarvan het gehalte aan koolteer gelijk is aan of hoger is dan 1.000 mg/kg |
| 36A | ga | dakgrind verkleefd met teer |
| 36B | nga | dakgrind verkleefd met bitumen |
| 37A | ga | gipshoudend bouw- en sloopafval dat met gevaarlijke stoffen is verontreinigd |
| 37B | nga | gipshoudend bouw- en sloopafval dat niet met gevaarlijke stoffen is verontreinigd |
| 38 | ga | steenachtig materiaal dat gevaarlijke stoffen bevat, in hoofdzaak bestaande uit beton- en metselwerk, tegels, dakpannen, stenen en steengruis en ballastgrind, en voor zover niet vallend onder één van de categorieën 29 tot en met 37 van deze lijst |
| 39 | nga | steenachtig materiaal dat geen gevaarlijke stoffen bevat, in hoofdzaak bestaande uit beton- en metselwerk, tegels, dakpannen, stenen en steengruis en ballastgrind, en voor zover niet vallend onder één van de categorieën 29 tot en met 37 van deze lijst |
| 40A | ga | gemengd bouw- en sloopafval, met bouw- en sloopafval vergelijkbaar bedrijfsafval en particulier gemengd verbouwingsafval, alles voorzover het afval gevaarlijke stoffen bevat |
| 40B | nga | gemengd bouw- en sloopafval, met bouw- en sloopafval vergelijkbaar bedrijfsafval en particulier gemengd verbouwingsafval, alles voorzover het afval geen gevaarlijke stoffen bevat |
| 41 | nga | bouwstoffen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit, voorzover niet vallend onder één van de categorieën 29 tot en met 40 van deze lijst |
| 42 | ga | oliefilters afkomstig uit vaartuigen, voertuigen en machines; |
| 43 | ga | zwart/wit-fixeer, zwart-witontwikkelaar en mengsels van deze afvalstoffen met een zilvergehalte groter dan 50 mg/l |
| 44 | ga | bleekfixeer, kleurontwikkelaar en mengsels van deze afvalstoffen met een zilvergehalte groter dan 100 mg/l |
| 45 | ga | zwart-witfixeer, zwart-witontwikkelaar en mengsels van deze afvalstoffen met een zilvergehalte kleiner dan 50 mg/l en bleekfixeer, kleurontwikkelaar en mengsels van deze afvalstoffen met een zilvergehalte kleiner dan 100 mg/l |
| 46 | ga | hardingszouten |
| 47 | ga | afgewerkte olie van minerale of synthetische oorsprong (inclusief mengsels) met de volgende kenmerken: |
| – het gehalte aan polychloorbifenylen kleiner is dan of gelijk is aan 0,5 mg/kg (as received) per congeneer 28, 52, 101, 118, 138, 153 of 180; en | ||
| – het gehalte aan organische halogeenverbindingen, berekend als chloor kleiner is dan of gelijk is aan 1.000 mg/kg (as received); en | ||
| de olie na het gebruik waarvoor zij oorspronkelijk was bestemd, niet vermengd is met andere stoffen; en | ||
| – de olie na het gebruik waarvoor zij oorspronkelijk was bestemd, separaat is afgetapt/verzameld en opgeslagen/opgebulkt | ||
| 48 | ga | afgewerkte olie van minerale of synthetische oorsprong (inclusief mengsels) met de volgende kenmerken: |
| – het gehalte aan polychloorbifenylen kleiner is dan of gelijk is aan 0,5 mg/kg (as received) per congeneer 28, 52, 101, 118, 138, 153 of 180; en | ||
| – het gehalte aan organische halogeenverbindingen, berekend als chloor groter is dan 1.000 mg/kg (as received) | ||
| 49 | ga | oplosmiddelen en glycolen met maximaal 0,5% fluor en maximaal 4% chloor en maximaal 4% broom en maximaal 4% jood, voor zover het gaat om één partij, afkomstig van één ontdoener en waarvan de hoeveelheidsgrens van 1.000 liter per partij wordt overschreden |
| 50 | ga | olie/water mengsels (ow-mengsels) en olie/water/slib mengsels (ows-mengsels) |
| – die vrijkomen bij olie- en slibafscheiders, | ||
| – die ontstaan bij schoonmaakactiviteiten, | ||
| – afkomstig uit de scheepvaart (bijvoorbeeld oliehoudende ladingrestanten, oliehoudend afval van lading, oliehoudend waswater, ballastwater, bilgewater en slops), | ||
| alsmede overige oliehoudende slibben voor zover zij qua aard of samenstelling vergelijkbaar zijn met de slibfractie van olie- en slibafscheiders. | ||
| 51 | ga | niet-gebruikte oliën en partijen olie en brandstof die niet aan de specificaties voldoen (off-spec partijen) |
| 52 | ga | boorspoeling op oliebasis (obm), met obm verontreinigd boorgruis en de oliefractie van met obm verontreinigde stoffen |
| 53 | ga | oliehoudende vloeistof die bij de bewerking van metalen en kunststoffen is toegepast, waaronder boor-, snij-, slijp- en walsolie |
| 54A | ga | bodemas die resteert na verbranding in een roosteroven of wervelbedoven binnen een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het verbranden van huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer en die gevaarlijke stoffen bevat |
| 54B | nga | bodemas die resteert na verbranding in een roosteroven of wervelbedoven binnen een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het verbranden van huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer en die geen gevaarlijke stoffen bevat |
| 55 | ga | arseensulfideslib en arseensulfide-filterkoek |
| 56 | ga | as die resteert na verbranding van afvalstoffen in slibverbrandingsinstallatie (SVI) en die gevaarlijke stoffen bevat |
| 57 | nga | as die resteert na verbranding van afvalstoffen in slibverbrandingsinstallatie (SVI) die geen gevaarlijke stoffen bevat |
| 58 | ga | reststoffen van kolengestookte energiecentrales die gevaarlijke stoffen bevatten |
| 59 | nga | reststoffen van kolengestookte energiecentrales die geen gevaarlijke stoffen bevatten |
| 60 | ga | ijzerhoudende beitsbaden op basis van zoutzuur |
| 61A | ga | zuren, basen en afvalwaterstromen die edelmetalen als goud, zilver, platina, palladium, rhodium, iridium en ruthenium bevatten en die tevens gevaarlijke stoffen bevatten; |
| 61B | nga | zuren, basen en afvalwaterstromen die edelmetalen als goud, zilver, platina, palladium, rhodium, iridium en ruthenium bevatten en die geen gevaarlijke stoffen bevatten |
| 62A | ga | waterig afval verontreinigd met stoffen die voorkomen op de negatieve lijst als beschreven in bijlage 4 van het rapport 'Verwerking waterfractie gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen' van de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) en dat wordt aangemerkt als gevaarlijk afval |
| 62B | nga | waterig afval verontreinigd met stoffen die voorkomen op de negatieve lijst als beschreven in bijlage 4 van het rapport 'Verwerking waterfractie gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen' van de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) |
| 63 | ga | metaalhoudende afvalwaters met de volgende kenmerken: |
| – organotinverbindingen aanwezig boven de detectiegrens en/of | ||
| – een gehalte aan gehalogeneerde koolwaterstoffen (uitgedrukte als EOX) van 10 mg/l of meer in de waterfractie, | ||
| EN | ||
| – een cadmiumgehalte van 0,2 mg/l of meer in de waterfractie, en/of | ||
| – een gehalte aan zeswaardig chroom van 0,1 mg/l of meer in de waterfractie, en/of | ||
| – een cyanidegehalte (vrij cyanide) van 1,0 mg/l of meer in de waterfractie, en/of | ||
| – een somgehalte aan de metalen arseen, chroom, cobalt, koper, molybdeen, lood, nikkel, tin, vanadium, zink en ijzer van 25 mg/l of meer in de waterfractie | ||
| EN | ||
| – het betreft gevaarlijk afval | ||
| 64 | nga | metaalhoudende afvalwaters met de volgende kenmerken: |
| – organotinverbindingen aanwezig boven de detectiegrens en/of | ||
| – een gehalte aan gehalogeneerde koolwaterstoffen (uitgedrukte als EOX) van 10 mg/l of meer in de waterfractie, | ||
| EN | ||
| – een cadmiumgehalte van 0,2 mg/l of meer in de waterfractie, en/of | ||
| – een gehalte aan zeswaardig chroom van 0,1 mg/l of meer in de waterfractie, en/of | ||
| – een cyanidegehalte (vrij cyanide) van 1,0 mg/l of meer in de waterfractie, en/of | ||
| – een somgehalte aan de metalen arseen, chroom, cobalt, koper, molybdeen, lood, nikkel, tin, vanadium, zink en ijzer van 25 mg/l of meer in de waterfractie | ||
| EN | ||
| – het betreft geen gevaarlijk afval | ||
| 65 | ga | zuren, basen en metaalhoudende afvalwaters, niet horend tot de categorieën 60 tot en met 64, met een van de volgende kenmerken: |
| – een cadmiumgehalte van meer dan 0,2 mg/l in de waterfractie, | ||
| – een gehalte aan zeswaardig chroom van meer dan 0,1 mg/l in de waterfractie, | ||
| – een cyanidegehalte (vrij cyanide) van meer dan 1,0 mg/l in de waterfractie, of | ||
| – een somgehalte aan de metalen arseen, chroom, cobalt, koper, molybdeen, lood, nikkel, tin, vanadium, zink en ijzer van meer dan 200 mg/l, waarvan meer dan 25 mg/l in de waterfractie | ||
| 66 | ga | ONO-filterkoek die gevaarlijke stoffen bevat |
| 67A | ga | afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die valt onder het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur, die gevaarlijke stoffen bevat en voor zover niet vallend onder enige andere categorie van deze lijst |
| 67B | nga | afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die valt onder het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur, die geen gevaarlijke stoffen bevat en voor zover niet vallend onder enige andere categorie van deze lijst |
| 68A | ga | straalgrit dat op grond van de Regeling niet-reinigbaar straalgrit reinigbaar is en dat gevaarlijke stoffen bevat |
| 68B | nga | straalgrit dat op grond van de Regeling niet-reinigbaar straalgrit reinigbaar is en dat geen gevaarlijke stoffen bevat |
| 69 | ga | loodzuur batterijen en accu’s |
| 70A | ga | batterijen en accu’s als bedoeld in de Regeling beheer batterijen en accu’s 2008 voor zover niet zijnde loodzuur batterijen en accu’s (categorie 70) en voorzover zij gevaarlijke stoffen bevatten |
| 70B | nga | batterijen en accu’s als bedoeld in de Regeling beheer batterijen en accu’s 2008 voor zover niet zijnde loodzuur batterijen en accu’s (categorie 70) en voorzover zij geen gevaarlijke stoffen bevatten |
| 71 | ga | gasontladingslampen |
| 72 | ga | kwikhoudende voorwerpen |
| 73 | ga | amalgaam, sludges, slibben, actief kool, rookgasreinigingsresiduen, filterkoeken en fluorescentiepoeders met een gehalte aan kwik van meer dan 10 mg/kg droge stof |
| 74 | ga | asbest, asbestcementplaten, asbesthoudende voorwerpen en andere en met asbest verontreinigde afvalstoffen niet zijnde asbesthoudende bulkstoffen (categorie 76) voor zover de concentratie serpentijnasbest, vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest, bepaald overeenkomstig een in de Productenregeling asbest vastgestelde methode, hoger is dan 100 mg/kg droge stof |
| 75 | ga | grond, bagger, puin, puingranulaat, water of asbesthoudende afvalstoffen of materialen, niet ontstaan bij selectieve sloop of verwijdering van asbestbevattende materialen uit gebouwen, apparaten, installaties, transportmiddelen en constructies met uitzondering van wegen, waterkeringen, dijken, ophogingen van geluids(wallen) e.d. voor zover de concentratie serpentijnasbest, vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest, bepaald overeenkomstig een in de Productenregeling asbest vastgestelde methode, hoger is dan 100 mg/kg droge stof |
| 76 | ga | reststroom van het shredderen van (onderdelen van) autowrakken, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en ander metaalafval [shredderafval]; |
| 77 | ga | PCB-houdende afvalstoffen voor zover niet vallende onder categorie 79 en waarvan het PCB-gehalte groter is dan 0,5 mg/kg per congeneer 28, 52, 101, 118, 138, 153 en 180 |
| 78 | ga | apparaten waarvan de in het apparaat aanwezige vloeistof een PCB-gehalte heeft groter dan 0,5 mg/kg per congeneer 28, 52, 101, 118, 138, 153 en 180, betrokken op deze in het apparaat aanwezige vloeistof |
| 79 | ga | metaalafvalstoffen met aanhangende olie of emulsie |
| 80 | ga | verontreinigde grond van verschillende saneringslocaties die gevaarlijke stoffen bevat, tenzij het gaat om partijen waarvoor een verklaring van niet-reinigbaarheid en niet-immobiliseerbaarheid is afgegeven door Rijkswaterstaat |
| 81 | nga | verontreinigde grond van verschillende saneringslocaties die geen gevaarlijke stoffen bevat, tenzij het gaat om partijen waarvoor een verklaring van niet-reinigbaarheid en niet-immobiliseerbaarheid is afgegeven door Rijkswaterstaat |
| 82 | ga | zwavelzuur |
| 83A | ga | zuurteer en overig afval met een zwavelgehalte van minimaal 5 gewichtsprocent, niet zijnde zwavelzuur (categorie 83) dat gevaarlijke stoffen bevat |
| 83B | nga | zuurteer en overig afval met een zwavelgehalte van minimaal 5 gewichtsprocent, niet zijnde zwavelzuur (categorie 83) dat geen gevaarlijke stoffen bevat |
| 84A | ga | overig gevaarlijk afval van buiten de inrichting afkomstig dat gestort mag worden volgens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen of een minimumstandaard uit het LAP |
| 84B | nga | overig niet gevaarlijk afval van buiten de inrichting afkomstig dat gestort mag worden volgens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen of een minimumstandaard uit het LAP |
| 85A | ga | overig gevaarlijk afval van buiten de inrichting afkomstig dat niet gestort mag worden volgens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen of een minimumstandaard uit het LAP |
| 85B | nga | overig niet gevaarlijk afval van buiten de inrichting afkomstig dat niet gestort mag worden volgens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen of een minimumstandaard uit het LAP |
Voetnoot [1]:
- ‘ga’ wil zeggen dat een afvalstof alleen in deze categorie kan vallen voor zover er sprake is van een gevaarlijke afvalstof
- ‘nga’ wil zeggen dat een afvalstof alleen in deze categorie kan vallen voor zover geen sprake is van een gevaarlijke afvalstof
Doel van deze bijlage
Deze bijlage bevat de categorie-indeling, bedoeld in artikel 10.54a van de Wet milieubeheer en artikel 2.12 van het besluit. De aanwijzing loopt via artikel 2.9 van deze regeling. De tekst van deze bijlage is ook opgenomen als bijlage 5 in het Landelijk afvalstoffenbeheerplan 2009–2021 (LAP). Voor een uitgebreide toelichting op de bijlage en de werking ervan wordt verwezen naar het LAP.
Zoals ook in de toelichting bij het LAP is aangegeven gelden de eisen krachtens het Activiteitenbesluit niet alleen voor actoren die zich bezig houden met afvalstoffenbeheer – waar het betreffende onderdeel van het LAP ook op ziet – maar ook voor het mengen van afvalstoffen in de fase voorafgaand aan het beheer van die afvalstoffen. Op dit punt is de werking van het Activiteitenbesluit breder dan de bijlage uit het LAP. Hieronder volgen enkele specifieke punten uit die toelichting die voor het gebruik van deze bijlage relevant zijn.
1. Voor handelingen die vallen onder de noemer afvalstoffenbeheer is het uitgangspunt dat het mengen van afvalstoffen met andere afvalstoffen niet is toegestaan, tenzij de afvalstoffen in dezelfde categorie vallen. In deze bijlage staan de categorieën afvalstoffen die in beginsel niet met elkaar gemengd mogen worden. De tabellen bevatten in de eerste kolom de categorieaanduiding. Dit is, voor zover het gevaarlijk afval betreft, tevens een invulling van het begrip categorieën in artikel 10.54a van de Wet milieubeheer (verbod op mengen van gevaarlijk afval).
2. Bij samenvoegen van verschillende afvalstoffen binnen eenzelfde categorie van de tabel kan weliswaar sprake zijn van mengen, maar deze vormen van mengen vallen niet onder het verbod van artikel 10.54a van de Wet milieubeheer. Ook maken ze een inrichting niet omgevingsvergunningplichtig. Dergelijke handelingen mogen daarom – behoudens restricties die volgen uit vervoers-, veiligheids-, arbo- of andere niet-afvalregels – in beginsel vrij worden uitgevoerd.
3. De omschrijvingen worden gegeven van brede categorieën van afvalstoffen. Het kan voorkomen dat een specifieke partij afvalstoffen op een belangrijk punt afwijkt van wat gangbaar is, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een zeer zorgwekkende stof of persistente organische verontreiniging. In een dergelijk specifiek geval kan vanwege Europese regelgeving de minimumstandaard voor de brede categorie niet uitvoerbaar zijn, bijvoorbeeld omdat hergebruik niet toegestaan is. In dat geval zal een verantwoorde verwijderingsmethode voor de afvalstof vergen dat hij apart wordt gehouden van andere afvalstoffen in de brede categorie. Deze scheiding volgt niet uit artikel 10.54a van de Wet milieubeheer en artikel 2.12 van het Activiteitenbesluit, want die gaan over categorieën. De Europese regelgeving kan zelf een rechtstreekse scheidingsplicht bevatten, zoals artikel 7 van de Verordening EG/850/2004. Als dat niet het geval is, kan het bevoegd gezag in een individueel geval in de vergunning of via maatwerk op grond van artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit voorschrijven dat de specifieke afvalstroom alsnog gescheiden wordt gehouden.
4. Samenvoegen van afval behorend tot verschillende categorieën van deze tabellen met elkaar of met niet-afvalstoffen is – voor gevaarlijk afval – een menghandeling als bedoeld in artikel 10.54a van de Wet milieubeheer. Voor een dergelijke handeling is altijd een omgevingsvergunning vereist. Het LAP is het beoordelingskader voor de vraag of die vergunning verleend kan worden.
5. Bij een aantal categorieën in tabel 1 wordt gesproken over 'die gevaarlijke stoffen bevat' respectievelijk 'die geen gevaarlijke stoffen bevat'. De formulering komt vooral voor bij categorieën waar het voor de hand ligt dat deze zowel als gevaarlijk afval als als niet-gevaarlijk afval kunnen voorkomen. Vaak betreft het hier afval met Euralcodes die behoren tot een zogenaamde complementaire categorie en bij dergelijke Euralcodes worden ook vaak dit soort zinsneden gehanteerd om onderscheid te maken tussen de gevaarlijke en de niet gevaarlijke variant. Om die reden is deze formulering hier overgenomen. In praktijk komt het er dus op neer dat de toevoeging 'die gevaarlijke stoffen bevat' kan worden gelezen als 'die conform de systematiek van de Eural als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt'.
6. Alle afval dat valt onder reikwijdte van het LAP is onder te brengen onder één van de categorieën uit tabel 1. Afvalstoffen die niet onder de categorieën 1 tot en met 83 gebracht kunnen worden, vallen onder categorie 84 of 85. Het gaat hier om twee restcategorieën van respectievelijk niet-brandbaar en brandbaar afval die in het algemeen alleen geschikt zijn om te worden gestort, respectievelijk verbrand. Voor het onderscheid tussen deze beide categorieën wordt aangehouden of storten van de afvalstroom is toegestaan volgens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen of een minimumstandaard uit het LAP. Als uitgangspunt mag ook binnen deze categorieën worden gemengd; het heeft immers niet veel zin om afval dat toch samen in een AVI of op een stortplaats belandt tot aan het laatste moment apart te blijven houden. Om duidelijk te maken dat mengen van AVI-afval respectievelijk stortafval in beginsel is toegestaan, is één van de redenen om de categorieën 84 en 85 op te nemen. De tweede reden is om vast te leggen dat brandbaar afval dat niet onder de categorieën 1 tot en met 83 gebracht kan worden, niet gemengd mag worden met niet-brandbaar afval dat niet onder de categorieën 1 tot met 84 gebracht kan worden en daardoor alsnog op de stort zou kunnen belanden. Ook dit wordt bereikt door deze twee verschillende restcategorieën te definiëren.
7. Bij categorie 84 geldt nog een relevante beperking. Op basis van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen worden verschillende typen stortplaatsen onderscheiden, ieder geschikt voor een bepaald soort afval. Het is niet de bedoeling dat afvalstoffen die niet op hetzelfde type stortplaats mogen worden gebracht (of in dezelfde cel mogen worden geborgen) worden gemengd. Mocht hier in uitzonderlijke gevallen toch sprake van zijn dan wordt dit getoetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning aan de mengende inrichting. In de noot bij deze categorie is dan ook opgenomen dat mengen van te storten afval alleen zonder omgevingsvergunning is toegestaan wanneer het gaat om afval dat op eenzelfde type stortplaats terecht zal komen. Daarnaast geldt voor sommige afvalstoffen, dat zij eerst dienen te worden bemonsterd en geanalyseerd alvorens aanbieding op de stortplaats plaatsvindt. Bijeenvoegen van deze afvalstoffen mag pas plaatsvinden als de analysegegevens uitwijzen dat de afvalstoffen mogen worden gestort en dat ze op dezelfde stortplaats of in dezelfde cel mogen worden gestort.
8. In bijlage 5 van het LAP zijn in een aparte tabel ter indicatie per categorie de meest voor de hand liggende Euralcodes genoemd. Voor deze tabel wordt hier naar bijlage 5 bij het LAP verwezen.
Toelichting bij enkele categorieën van deze bijlage
Categorie 6 & 7
Hieronder vallen ook oliedrukkabels en gepantserde papierloodkabels met als kanttekening dat deze op basis van de aanwezige koolteer en/of PAK in het algemeen als gevaarlijk worden aangemerkt en dus meestal zullen vallen onder 7 en niet onder 6.
Relatie categorie 8 & 14
Het mengen van de categorieën 8 en 14 ten behoeve van inzet in een stookinstallatie met een thermisch vermogen van 15 megawatt of kleiner, waarbij de vrijkomende warmte nuttig wordt gebruikt en de verbranding recycling niet belemmert, is toegestaan zonder omgevingsvergunning.
Categorie 14
Hout kent drie categorieën:
- A-hout: ongeverfd en onbehandeld hout
- B-hout: niet onder A- en C-hout vallend hout waaronder geverfd, gelakt en verlijmd hout
- C-hout: geïmpregneerd hout, zijnde behandeld hout waar stoffen al dan niet onder druk zijn ingebracht om de gebruiksduur te verlengen:
- – gecreosoteerd hout (met koolwaterstoffen en teren bewerkt).
- – gewolmaniseerd hout (CC- en CCA-hout); CCA-hout bevat naast koper en chroom ook arseen; CC-hout bevat wel koper en chroom, maar geen arseen.
- – hout dat met andere middelen (fungiciden, insecticiden, boorhoudende verbindingen, quaternaire ammoniumverbindingen) is behandeld teneinde de gebruiksduur te verlengen.
Categorie 16
Kunststofafval dat, bijvoorbeeld vanwege de aanwezigheid van weekmakers, bepaalde pigmenten of andere additieven, als gevaarlijk afval worden aangemerkt valt niet onder deze categorie maar onder categorie 86. Hetzelfde geldt voor kunststof laminaatverpakkingen omdat die in praktijk niet voor recycling geschikt zijn.
Categorie 29A en 29B
Conform de Eural is het onderscheid hier gemaakt op basis van het gehalte aan koolteer. Beleidsmatig wordt eigenlijk tevens onderscheid gemaakt op basis van het gehalte aan PAK (PAK-10 meer of minder dan 75 mg/kg). Dit zou betekenen dat asfalt in 4 categorieën wordt onderverdeeld. Hoewel in theorie mogelijk is er echter vanuit gegaan dat de combinaties meer dan 1.000 mg/kg koolteer + PAK-10 minder dan 75 mg/kg en minder dan 1.000 mg/kg koolteer + PAK-10 meer dan 75 mg/kg in de uitvoeringspraktijk zelden zullen voorkomen. Om die reden is de indeling hier beperkt tot alleen het onderscheid op koolteer, er vanuit gaande dat meer dan 1.000 mg/kg koolteer in de regel overeenkomt met PAK-10 meer dan 75 mg/kg en minder dan 1.000 mg/kg koolteer in de regel overeenkomt met PAK-10 minder dan 75 mg/kg.
Categorie 30 en 31
Hoewel niet in lijn met de systematiek van de Eural valt het onderscheid gevaarlijk / niet-gevaarlijk voor zeefzand in de uitvoeringspraktijk gelijk met de grenswaarde voor PAK10 van 50 mg/kg. Dit is in overeenstemming met het LAP (zie sectorplan 30 van het tweede Landelijk Afvalbeheerplan).’
Categorie 32
Er is vanuit gegaan dat dakafval met meer dan 75 mg/kg PAK-10 in praktijk altijd meer dan 1.000 mg/kg koolteer bevat en dus als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt. De variant meer dan 75 mg/kg PAK-10 en tevens minder dan 1.000 mg/kg koolteer is daarom niet in de tabel opgenomen. Categorie 34A, 34B, 35A en 35B
Onder composiet dakafval wordt verstaan
- mengsels van teerhoudend- of bitumineus dakafval, bijvoorbeeld omdat tijdens dak onderhoud één van beide vormen op de ander is aangebracht, en
- bitumineus dakafval vermengd/verkleefd met ‘dakbedekking vreemd’ materiaal (zoals beton, hout, metaal.isolatiemateriaal, etc.), en
- teerhoudend dakafval vermengd/verkleefd met ‘dakbedekking vreemd’ materiaal (zoals beton, hout, metaal. isolatiemateriaal, etc.), en
- mengsels van teerhoudend- en bitumineus dakafval vermengd/verkleefd met ‘dakbedekking vreemd’ materiaal (zoals beton, hout, metaal. isolatiemateriaal, etc.)
Categorie 75
Op basis van artikel 4.45 van het Arbeidsomstandighedenbesluit moet een product waaruit asbeststof vrijkomt worden opgeborgen en vervoerd in een daartoe geschikte en gesloten verpakking. De concentratie hechtgebonden asbest en niet-hechtgebonden asbest is bepalend voor de vraag of een afvalstof wel of niet moet worden verpakt. Dit kan betekenen dat binnen deze categorie vanwege de regels van de Arbowetgeving toch niet gemengd mag worden.
Categorie 79
Metalen met aanhangende olie of emulsie zijn verspaningen (zoals draaisels en boorsels) van verschillende metalen met aanhangende vloeistoffen zoals boor-, snij-, slijp-, walsolie of koelemulsies, maar ook fijn metaalbewerkingsafval zoals hamerslagslib en oliehoudend fijn slijpafval. Dit metaalafval komt voornamelijk vrij bij de metaalbewerkende industrie.
Categorie 84A en 84B
Een te storten afvalstof mag pas worden gemengd met een of meer andere afvalstoffen indien vaststaat – eventueel na bemonstering en analyse – dat de afvalstof kan worden gestort en dat alle te mengen afvalstoffen op hetzelfde type stortplaats mogen worden gestort. Zie hiervoor verder het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen.
Toelichting bij de voetnoot:
Voor de vraag of een afvalstof gevaarlijke afval is, is de Eural-lijst bepalend. De omschrijving van de categorieën waarvoor de code ‘ga’ staat is zodanig dat afvalstoffen die aan deze omschrijving voldoen automatisch ook gevaarlijk afval zijn. Bij de code ‘nga’ is het niet automatisch zo dat afvalstoffen die aan de omschrijving voldoen automatisch ook niet gevaarlijk afval zijn. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een onverwachte verontreiniging. Een afvalstof die voldoet aan de omschrijving van een categorie waar ‘nga’ voor staat die ook om een andere reden gevaarlijk afval is, kan NIET in de categorie vallen.
