Afdeling 2.4 Bodem - vierde tranche
Inhoud
Activiteitenbesluit
De volgende artikelen worden gewijzigd:
Artikel 2.8a (Oud)
1. Artikel 2.8a (oud) wordt vernummerd tot 2.8b
2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
- b. een inrichting type C drijft waartoe geen IPPC-installatie behoort, voor zover binnen de inrichting activiteiten worden verricht waarop hoofdstuk 3 van toepassing is.
Onderdeel S
Artikel 2.8a is vernummerd tot artikel 2.8b. Artikel 2.8b, eerste lid, onderdeel b, is verduidelijkt in die zin dat afdeling 2.4 (bodem) slechts op inrichtingen type C van toepassing is indien deze inrichtingen een of meer activiteiten verrichten die in hoofdstuk 3 zijn geregeld.
Artikel 2.9
Herstel van een schrijffout.
Nieuw Artikel 2.9a ivm verplaatsing overgangsrecht
Artikel 2.9a
1. In afwijking van artikel 2.9 kan het bevoegd gezag op aanvraag bij maatwerkvoorschrift bepalen dat een aanvaardbaar bodemrisico wordt gerealiseerd, indien:
- a. voor 1 januari 2008 binnen een inrichting een bodembedreigende activiteit werd uitgevoerd, of
- b. tot het van toepassing worden van dit besluit of een deel daarvan, binnen een inrichting een bodembedreigende activiteit werd uitgevoerd en voor die inrichting een vergunning in werking en onherroepelijk was.
2. Een maatwerkvoorschrift als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden gesteld indien het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico redelijkerwijs niet kan worden gevergd en is voldaan aan het derde lid.
3. Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een plan van aanpak gevoegd, waarin ten minste is vastgelegd:
- a. de wijze waarop het monitoringssysteem wordt uitgevoerd;
- b. de bodemkwaliteit op dat moment, zoals die is onderzocht en vastgelegd door een persoon of een instelling die daartoe beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit;
- c. de wijze waarop en de termijn waarbinnen eventueel optredende verontreiniging of aantasting van de bodem wordt hersteld door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit;
- d. de kosten die daarvoor worden geraamd en de wijze waarop hiervoor financiële zekerheid wordt gesteld.
4. Het plan van aanpak, bedoeld in het derde lid, waarmee het bevoegd gezag heeft ingestemd maakt deel uit van het maatwerkvoorschrift.
5. Onder een aanvaardbaar bodemrisico als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: een situatie als bedoeld in de NRB waarin een bodemrisico aanvaardbaar is gemaakt middels een monitoringssysteem en door het anticiperen op het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van eventueel optredende verontreiniging of aantasting van de bodem.
6. Het monitoringssysteem als bedoeld in het derde en vijfde lid voldoet aan bijlage 3 van deel 3 van de NRB en wordt uitgevoerd door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit.
Activiteitenregeling
Artikel 2.1 AR
Aan artikel 2.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Het eerste lid is niet van toepassing op een geomembraanbaksysteem dat voor 1 december 2001 is aangelegd en voldoet aan de volgende voorwaarden:
- a. de toegepaste folie is productbestendig, is gemaakt van hoge dichtheid polyetheen (HDPE) of folie van een gelijkwaardige kwaliteit, heeft een dikte van ten minste 1 mm en is gecertificeerd op grond van BRL K537;
- b. voor het geomembraanbaksysteem is een legplan voorhanden met een aanduiding van de lasnaden en doorvoeren, een Rol Testdata rapport, lasrapporten en een lasproefrapport;
- c. iedere zes maanden vindt een visuele controle plaats van de verharding die zich boven het geomembraanbaksysteem bevindt; bij constatering van een morsing van een grote hoeveelheid vloeibare brandstoffen vindt binnen drie maanden een bemonstering plaats van de peilbuizen als bedoeld in artikel 2.2, vierde lid.
Artikel 2.2 AR
Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden;
- 2. Indien stoffen als bedoeld in artikel 3.29 van het besluit worden opgeslagen in een ondergrondse opslagtank of betonnen constructie die geheel of gedeeltelijk ondergronds ligt, wordt per opslagtank of constructie ten minste één grondwaterpeilbuis geïnstalleerd overeenkomstig paragraaf 1.3 van bijlage 3 bij deel 3 van de NRB. Indien er meerdere opslagtanks of constructies zijn, wordt per groep van drie opslagtanks of constructies, die binnen tien meter van elkaar zijn gelegen, ten minste één grondwaterpeilbuis geïnstalleerd.
2. In het derde lid, tweede volzin, en in het zevende lid vervalt: aan BRL K910.
3. In het vierde lid, derde volzin, wordt ‘Bij bemonstering van grondwaterpeilbuizen bij een ondergrondse opslagtank met pekel’ vervangen door: Bij bemonstering van grondwaterpeilbuizen bij de opslag van pekel in een ondergrondse opslagtank of betonnen constructie die geheel of gedeeltelijk ondergronds ligt,.
Onderdeel E
Artikel 2.2 Met deze wijziging worden voorschriften gesteld voor de opslag van pekel in een ondergrondse betonnen constructie. Artikel 2.2 is zodanig aangepast dat de eisen van dit artikel voor ondergrondse opslagtanks ook gaan gelden voor deze betonnen constructie.
Artikel 2.5
In artikel 2.5 wordt ‘artikel 6.10, eerste lid van het besluit’ vervangen door: artikel 2.9a van het besluit.
Onderdeel F
De verwijzing in artikel 2.5 naar artikel 6.10 van het Activiteitenbesluit is vervangen door een verwij-zing naar artikel 2.9a van dat besluit. Deze aanpassing was nodig vanwege het verplaatsen van het speciale overgangsrecht van hoofdstuk 6 naar i.c. hoofdstuk 2 van het Activiteitenbesluit.
Activiteitenregeling
De volgende artikelen worden gewijzigd:
