Paragraaf 3.8.3 Buitenschietbanen - vierde tranche

Uit kennis.vinx.nu
Versie door Han (Overleg | bijdragen) op 11 dec 2015 om 09:11

Ga naar:navigatie, zoeken

Samenvatting

Activiteitenbesluit

Na artikel 3.156 worden aan afdeling 3.8 drie paragrafen toegevoegd, luidende:

§ 3.8.3. Buitenschietbanen

(...)


In het besluit worden de volgende nieuwe artikelen opgenomen:


Nieuw: Artikel 3.157

Deze paragraaf is van toepassing op het schieten op:

a. een buitenschietbaan die wordt gebruikt door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht waar minder dan 3 miljoen schoten per jaar worden afgevuurd;
b. een buitenschietbaan, niet zijnde een buitenschietbaan als bedoeld onder a, met beperkte onveilige zone;
c. een kleiduivenbaan.


Onderdeel KKKKK

De nieuwe paragraaf 3.8.3 over buitenschietbanen (artikelen 3.157 tot en met 3.162) is van toepassing op banen die in beheer zijn van Defensie en worden gebruikt door Defensie, een bondgenootschappelijke krijgsmacht en andere overheidsdiensten zoals politiediensten (onderdeel a). Deze organisaties gebruiken wapens met grotere kalibers en automatische wapens en zullen in het algemeen hun schietbanen intensiever gebruiken, met meer onderhoud en zwaardere voorzieningen tot gevolg. Er zijn enkele schietinrichtingen die zeer intensief worden gebruikt en wel zodanig dat het aantal schoten op jaarbasis de 3 miljoen overschrijdt. Voor dit type schietbaan geven de algemene regels een onvoldoende beschermingsniveau waardoor een omgevingsvergunning noodzakelijk blijft. Verder is deze paragraaf van toepassing op buitenschietbanen voor sportieve en recreatieve doeleinden waar met kogels wordt geschoten (onderdeel b) en op kleiduivenbanen (onderdeel c).

Nieuw: Artikel 3.158

In afwijking van artikel 2.9, eerste lid, worden bij het schieten op een buiten-schietbaan ten behoeve van het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van bodemverontreiniging de bij ministeriële regeling voorgeschreven maatregelen getroffen.


Onderdeel KKKKK

Artikel 2.9 van het Activiteitenbesluit is niet van toepassing verklaard aangezien het schieten op buitenbanen per definitie een bepaalde mate van bodemverontreiniging oplevert. Vanwege veiligheidsvoorschriften is het niet mogelijk de baanzool te beschermen tegen het inschieten van projectielen omdat de projectielen van een dergelijke bescherming zouden afketsen (ricochetgevaar). Het voorschrift ter beperking van bodemverontreiniging is in de Activiteitenregeling opgenomen en betreft met name het beschermen van de bodemkwaliteit bij de kogelvanger.

Nieuw: Artikel 3.159

De artikelen 2.17 tot en met 2.22 zijn niet van toepassing op een buitenschietbaan.


Onderdeel KKKKK

De geluidsartikelen van afdeling 2.8 (de artikelen 2.17 tot en met 2.22) zijn niet van toepassing op buitenschietbanen. Anders dan bij windturbines is er hier voor gekozen de eenheid aan te passen in plaats van het opnemen van een lagere Lden waarde.


Nieuw: Artikel 3.160

1. Een buitenschietbaan voldoet ten behoeve van het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van geluidhinder aan de norm van ten hoogste 50 dB Bs,dan op de gevel van gevoelige gebouwen en bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein.

2. In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag in verband met nationale of operationele belangen bij maatwerkvoorschrift normen met een andere waarde vaststellen van ten hoogste 55 dB Bs,dan.

3. De geluidvoorschriften in een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor een inrichting waarvan een buitenschietbaan deel uitmaakt, die in werking en onherroepelijk was tot het tijdstip van het in werking treden van het eerste lid, blijven van toepassing gedurende ten hoogste vijf jaar na dat tijdstip dan wel tot het tijdstip waarop het gebruik, het wapentype of de constructie van de buitenschietbaan wordt gewijzigd dan wel tot het tijdstip waarop een maatwerkvoorschrift als bedoeld in het tweede lid, wordt opgelegd.


Onderdeel KKKKK

In het eerste lid is de geluidsnorm, een immissienorm, vastgesteld op ten hoogste 50 dB Bs,dan. Het afwijken daarvan is mogelijk in omstandigheden waarbij de nationale belangen zoals training en voorbereiding van missies in het geding komen of vanwege operationele omstandigheden waarbij met een bepaald type wapen het beste op een bepaald type schietbaan geoefend kan worden. Die afwijking zal in deze gevallen een verruiming van de norm zijn van ten hoogste 55 dB Bs,dan. In het overgangsrecht in het derde lid is bepaald dat de geluidbelasting die is vastgesteld door middel van een akoestische berekening aan de hand van het «rating sound level (Lr)» die als vergunningvoorschrift is opgenomen in de omgevingsvergunning, nog ten hoogste 5 jaar van kracht blijft na het van toepassing worden van de norm (50 Bs,dan) in artikel 3.160. Indien wijzigingen aan wapentype of de constructie van de buitenbaan optreden, moet door middel van een nieuwe akoestische berekening op basis van het rekenvoorschrift voor schietgeluid, de geluidbelasting op basis van Bs,dan vastgesteld worden. Indien de berekende geluidbelasting afwijkt van de norm van 50 Bs,dan, ligt het voor de hand dat het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift op grond van het tweede lid die afwijkende norm voorschrijven. Ook zonder wijzigingen zal het bevoegd gezag naar aanleiding van een nieuwe akoestische berekening een maatwerkvoorschrift opleggen indien de berekende geluidbelasting niet overeenkomt met de norm van 50 Bs,dan. Dat zal bij een aantal bestaande schietbanen het geval zijn. In dat geval geldt de overgangstermijn van ten hoogste 5 jaar ook niet. Het ligt voor de hand dat dit maatwerkvoorschrift op verzoek van de vergunninghouder door het bevoegd gezag zal worden opgelegd. Indien na afloop van de 5 jaar na het van toepassing worden van het eerste lid geen maatwerkvoorschrift is opgelegd, de activiteit niet is veranderd of de schietbaan niet is aangepast, dan wordt de norm van 50 Bs,dan, genoemd in eerste lid, van kracht.

Nieuw: Artikel 3.161

1. De berekening van de geluidbelasting wordt uitgevoerd overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde eisen.

2. De drijver van de inrichting registreert de bij ministeriële regeling te bepalen gegevens welke gedurende vijf kalenderjaren na dagtekening worden bewaard en ter inzage gehouden.


Onderdeel KKKKK

In het eerste lid is een grondslag opgenomen voor het rekenvoorschrift voor schietgeluid. Dat voorschrift is als bijlage bij de Activiteitenregeling gevoegd. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel van de nota van toelichting.


Nieuw: Artikel 3.162

Bij het schieten op een buitenschietbaan wordt ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan, voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.


Onderdeel KKKKK

Dit artikel biedt een grondslag voor regels over externe veiligheid in de Activiteitenregeling. De veiligheid buiten de inrichting wordt geborgd door de constructie van de buitenschietbaan en de kogelvanger en door het in acht nemen van een onveilige zone waarin zich geen personen mogen bevinden tijdens het schieten. Hierbij wordt zoveel mogelijk vermeden dat afgeschoten projectielen buiten de schietbaan terecht komen. Door diverse maatregelen wordt de onveilige zone (het gebied waar uittredende projectielen terecht kunnen komen) zo klein mogelijk gehouden. Zo worden harde delen bijvoorbeeld afgewerkt met een zachte houtsoort zodat de afwijkende kogel gestopt wordt, zonder risico’s voor ricochet of uittreding.


Activiteitenregeling

Na artikel 3.115 worden aan afdeling 3.8 drie paragrafen toegevoegd, luidende:

§ 3.8.2. Buitenschietbanen


In de regeling worden de volgende nieuwe artikelen opgenomen:

Nieuw: Artikel 3.116

1. Ten behoeve van het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van bodemverontreiniging als bedoeld in artikel 3.158 van het besluit is de kogelvanger opgesteld boven een bodembeschermende maatregel tenzij deze is uitgevoerd als zandkogelvanger met overkapping tegen inregenen.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een kleiduivenschietbaan die niet bij besluit op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit kleiduivenschieten milieubeheer is aangewezen.

3. Indien een kleiduivenschietbaan bij besluit als bedoeld in het tweede lid is aangewezen, stelt het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift eisen aan de bescherming van de baanzool, van andere bodemoppervlakken en aan de maatregel, bedoeld in het eerste lid.


Onderdeel UUU

Ten behoeve van het voorkomen van bodemverontreiniging bij een buitenschietbaan is een vloeistofdichte vloer of verharding niet noodzakelijk. Met een bodembeschermende maatregel wordt voorkomen dat met metaal verontreinigd kogelvangerzand in de bodem terecht komt. Deze maatregel kan bijvoorbeeld bestaan uit het toepassen van een scheidende laag zand met een afwijkende kleur of samenstelling. Het is vanwege het ricochetgevaar niet gebruikelijk om voor deze scheidende laag een harde, steenachtige laag toe te passen. Overigens zijn veel kogelvangers uitgerust met een voorziening tegen inregenen om zo het risico van uitlogen van metalen te minimaliseren. De bodembeschermende maatregel geldt niet voor een zandkogelvanger met overkapping tegen regen. In het geval van een overdekte zandkogelvanger kunnen kogels, resten daarvan of uitloging de bodem eronder niet bereiken. Het verbod om op kleiduivenbanen met bodembedreigende materialen zoals loodhagel te schieten, maakt het stellen van bodembeschermende voorzieningen voor dit type schietbaan overbodig. Daarom is in het tweede lid een uitzondering opgenomen voor kleiduivenbanen die niet zijn aangewezen bij besluit op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit kleiduivenschieten milieubeheer.

Omdat op kleiduivenbanen die wel zijn aangewezen het gebruik van loodhagel is toegestaan, moet in geval van gebruik van loodhagel maatwerk worden toegepast, zoals opvang van de hagel tijdens de vlucht of op een bodemvoorziening. Loodverontreiniging beslaat een groot oppervlak dat beschermd moet worden of de verontreiniging moet beperkt worden door andere maatregelen (vangnetten).


Nieuw: Artikel 3.117

1. Ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan als bedoeld in artikel 3.162 van het besluit, wordt bij het schieten op een buitenschietbaan voldaan aan het tweede tot en met vierde lid.

2. De constructie van een buitenschietbaan als bedoeld in artikel 3.157, onderdeel a, van het besluit, voldoet ten minste aan de bepalingen 2.1.1 tot en met 2.1.5, 2.2.1 tot en met 2.2.5, 2.3.1 tot en met 2.3.5, 2.4.1 tot en met 2.4.4, 2.5.1 tot en met 2.5.3 van de MP 40-30.

3. De constructie van een buitenschietbaan als bedoeld in artikel 3.157, onderdeel b, van het besluit voldoet ten minste aan tabel 3.117a.


Tabel 3.117a

deel of kenmerk van de schietbaan wapens met een kaliber tot en met .22 vuistvuurwapens met een kaliber tot .50 en overige vuurwapens voorzien van pistoolmunitie en historische vuistvuurwapens schoudervuurwapens met een kaliber tot .50 en historische schoudervuurwapens
constructie van afscherming om uittreden kogels aan bovenzijde tegen te gaan 50 mm beton of 100 mm gasbeton of 5 mm staalplaat 100 mm beton of 150 mm gasbeton of 8 mm staalplaat 200 mm beton of gasbeton of 12 mm staalplaat indien toegepast op minder dan 100 m van het wapen; op 100 m of meer afstand van het wapen 150 mm beton of gasbeton of 10 mm staalplaat
plaatsing afscherming om uittreden van kogels aan bovenzijde tegen te gaan schoten afgevuurd in de richting van de baanas onder een hoek met de horizontaal van 45 graden voor vuistvuurwapens en 20 graden bij schoudervuurwapens worden door de afscherming opgevangen.
Ricochets onder een hoek tot 21 graden met de bodem worden door de afscherming opgevangen.
afscherming om uittreden van kogels aan de zijkant van de schietbaan tegen te gaan 100 mm metselwerk of kalkzandsteen of 75 mm beton of aarden wal minimaal 40 graden, aansluitend op de kogelvanger 200 mm metselwerk of kalkzandsteen of 100 mm beton of aarden wal minimaal 40 graden, aansluitend op kogelvanger 200 mm metselwerk of kalkzandsteen of 200 mm beton of aarden wal minimaal 40 graden, aansluitend op kogelvanger
bescherming van stenen, betonnen of stalen afschermingen op minder dan 20 m van de schietpunten aan schutterszijde vurenhout 20 mm of cementvezelplaat 25 mm op regels 25 mm aan schutterszijde vurenhout 25 mm of cementvezelplaat 50 mm op regels 30 mm aan schutterszijde vurenhout 25 mm of cementvezelplaat 50 mm op regels 30 mm
bescherming overige aanschietbare harde delen vurenhout 20 mm op regels 25 mm vurenhout 25 mm op regels 30 mm vurenhout 25 mm op regels 30 mm
baanzool (indien en voor zover onverhard) vlak zand of met gras begroeid vlak, zonder harde bestanddelen met afmetingen groter dan 5 mm
baanzool (indien en voor zover verhard) harde ondergrond is voorzien van een zachte afwerklaag van hout, zandcement, kunststof of fijn asfalt, dik ten minste 25 mm.
zandkogelvanger Helling minimaal 34 graden met horizontaal; nabij hoogst mogelijke inslag 0,75 m diepte Helling minimaal 34 graden met horizontaal; nabij hoogst mogelijke inslag 1,0 m diepte Helling minimaal 34 graden met horizontaal; nabij hoogst mogelijke inslag 1,2 m diepte


4. Een kleiduivenschietbaan heeft een onveilige zone in de vorm van een cirkelsector die voldoet aan tabel 3.117b en waarin tijdens het schieten geen personen aanwezig mogen zijn.


Tabel 3.117b

eigenschap van de onveilige sector baan met meerdere in halve cirkel gelegen schietposten (skeetbaan) baan met een of twee rijen naast elkaar gelegen schietposten (trapbaan) baan met doelen die onder 1,0 m hoogte blijven (hazenbaan, ‘lopend varken’) baan met overige opstellingen van schietposten en doelen.
middelpunt post 8 (middelpunt halve cirkel) 15 m midden achter voorste rij schietposten 10 m achter middelste schietpost 10 m achter midden van de achterste schietpost(en)
hoek van de cirkelsector 158 graden 63 graden zichthoek op doel vanuit middelpunt tot doelgebied + 20 graden 90 graden
lengte van de sector 225 m 240 m 200 m 260 m



5. Het bevoegd gezag kan in het belang van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan bij maatwerkvoorschrift eisen stellen aan de uitvoering van de constructie, bedoeld in het tweede en derde lid, aan de afmetingen van de onveilige zone, bedoeld in het vierde lid, en aan het beperken of vrijhouden daarvan.


Onderdeel UUU

Bij het vermijden van risico’s voor de omgeving van schietbanen die met name worden gebruikt door Defensie (artikel 3.157, onderdeel a) wordt gebruik gemaakt van interne defensieregelgeving namelijk de Ministeriële Publicatie 40-30, waarnaar in het tweede lid wordt verwezen. Deze publicatie beschrijft de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen. Naast de verschillende typen buitenschietbanen waarnaar in dit voorschrift wordt verwezen, bevat de MP40-30 ook voorschriften voor handgranaatbanen. Uitgangspunt van de MP40-30 is het zoveel mogelijk verhinderen dat projectielen buiten de baan terecht komen. Afhankelijk van het type schietbaan (een schermenbaan, een poortbaan, een poortkokerbaan, een kokerbaan of een vrije schietbaan) worden eisen gesteld aan de constructie, het materiaalgebruik en de dimensionering van de kogelvangers. Hierbij zijn de gedragsvoorschriften ter bescherming van de schutter niet opgenomen. De MP40-30 wordt opgesteld door het hoofd van de Sectie Militaire Commissie Gevaarlijke Stoffen die hierin de (militaire) kennis over schietbanen, kogelvangers en veiligheid vastlegt. Met de verwijzing naar de publicatiedatum van de MP40-30 zijn de eisen voor iedereen kenbaar. Indien een nieuwe versie wordt vastgesteld, wordt de Activiteitenregeling aangepast. In het derde lid worden eisen gesteld aan een schietbaan met beperkte onveilige zone (artikel 3.157, onderdeel b). De uitvoering van een dergelijke schietbaan betekent in feite dat een minimaal oppervlak als onveilige zone blijft bestaan, namelijk het gebied op de baan zelf. Dit soort banen wordt vaak uitgevoerd als schermenbaan, een baan waarbij schermen, zijwallen of zijwanden en een kogelbestendige overkapping boven de kogelvanger voorkomen dat projectielen via een direct schot of ricochet de baan kan verlaten. In plaats van horizontale schermen en zijwanden of -wallen is ook een geheel van poorten of kokers, waardoor de schutter schiet, mogelijk om te voorkomen dat projectielen de baan verlaten. In dat geval wordt van poort- of kokerbanen gesproken. In tabel 3.117a zijn de eisen voor deze voorzieningen opgenomen, afhankelijk van het type wapen en munitie. De precieze uitvoering (staal- of betonkwaliteit bijvoorbeeld, of bevestigingen) moet uiteraard gericht zijn op de functie van kogelbestendigheid en duurzaamheid. In het overgrote deel van de schietbanen wordt een zandkogelvanger en een onverharde baanzool toegepast. Bepaalde typen schietbanen (met name kokerbanen) hebben enigszins het karakter van een binnenschietbaan met bijbehorende voorzieningen. Daarom zijn ook de verharde baanzool en stalen kogelvanger opgenomen in de eisen voor buitenschietbanen.

Veel schietbanen worden uitgevoerd met vaste standplaatsen voor de schutter. In de gevallen dat de schutter zich verplaatst over een schietbaan, vaak richting doel, wordt gesproken van parcoursschieten. De voorschriften in tabel 3.117a zijn zodanig opgesteld dat ook in deze situatie de externe veiligheid afdoende kan worden gewaarborgd, indien de voorschriften worden gevolgd voor alle mogelijke plaatsen waar de schutter zich kan bevinden. Vrije schietbanen – schietbanen zonder voorzieningen die de onveilige zone beperken – voor sportieve en recreatieve doeleinden zijn niet opgenomen in de voorschriften voor buitenschietbanen. Een belangrijke overweging is, dat de grootte van de onveilige zone sterk afhangt van de precieze wapens en maatwerk, op grond van artikel 3.117, vijfde lid, behoeft. Ook het zeer geringe aantal van dit type banen voor sportieve en recreatieve doeleinden dat in Nederland bestaat, is een reden hiervoor geen voorschriften op te nemen.

Kleiduivenschietbanen dienen als oefen- en wedstrijdbanen voor kleiduivenschutters en jagers. In vergelijking met het schieten met een enkele kogel heeft een hagelschot een veel korter bereik (vluchtlengte) en een veel kleinere trefenergie. Daarentegen is er een veel grotere spreiding van de afzonderlijke hagelkorrels die in een divergerende bundel verdeeld worden. De op een kleiduivenschietbaan beschoten doelen (meestal door de lucht geworpen kleiduiven) bewegen zich in een vrij uitgestrekt gebied. Deze omstandigheden stellen daarom geheel andere eisen aan de te nemen veiligheidsmaatregelen dan die voor het kogelschieten gelden. De voorschriften om de onveilige zone te bepalen, zijn opgenomen in het vierde lid, tabel 3.117b.

In het vijfde lid is aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven een maatwerkvoorschrift op te leggen met betrekking tot de uitvoering van de constructie inclusief kogelvanger. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij een aangepaste baan voor het uitvoeren van een nieuw type oefening of het gebruik van een nieuw type wapen. Verwacht wordt dat de maatwerkvoorschriften voor buitenschietbanen die in beheer zijn bij Defensie uiteindelijk verwerkt worden in de MP40-30. Het opleggen van maatwerk kan ook betrekking hebben op het vrijhouden van de onveilige zone. Dit laatste kan van belang zijn bij een kleiduivenschietbaan, waar de veiligheid vereist dat de toegang tot deze zone beperkt wordt.


Nieuw: Artikel 3.118

1. Het rapport van een akoestisch onderzoek, bedoeld in artikel 1.11, derde lid, onderdeel g, van het besluit voldoet aan bijlage 9 en bevat de volgende gegevens:

a. de naam van de opdrachtgever van het onderzoek;
b. de naam van de instantie die het onderzoek heeft uitgevoerd;
c. de datum van het onderzoek;
d. de aanleiding en het doel van het onderzoek;
e. de gegevens waarmee wordt aangetoond dat de betreffende situatie valt binnen het toepassingsbereik van de gebruikte methode;
1°. een gedetailleerde beschrijving (naam, type, fabricaat) van de gemeten representatieve wapens en de gebruikte munitie (merk en type);
2°. het totale aantal schoten van de representatieve gebruiksituatie voor de relevante wapen-categorieën voor de relevante beoordelingsperioden;
3°. een plattegrond van de akoestisch relevante dimensies en de aard van de doorgerekende geluidsbeperkende of afschermende maatregelen;
4°. de meetwaarden voor LAE en LAmax alsmede de energetische gemiddelde waarden;
5°. het gemeten achtergrondgeluidniveau per meetlocatie en de beschrijving van de aard van de stoorgeluiden;
6°. de weersomstandigheden indien metingen buiten zijn uitgevoerd;
f. indien een andere methode dan die is opgenomen in bijlage 9 wordt gebruikt, wordt de noodzaak daarvan aangegeven en wordt de toegepaste methode beschreven en verantwoord;
g. indien een rekenmethode wordt toegepast, alle ingevoerde gegevens en tevens de geraadpleegde windfrequentiegegevens;
h. een of meer kaarten of tekeningen op een zodanige schaal dat een duidelijk beeld wordt gegeven van bestaande of voorgenomen buitenschietbanen en van gevoelige gebouwen of gevoelige terreinen waarop het akoestisch onderzoek betrekking heeft;
i. de waarneempunten;
j. de situering, akoestisch relevante dimensies en de aard van de doorgerekende geluidsbeperkende of afschermende maatregelen, zowel op het oorspronkelijke kaartmateriaal als in de vorm van de geschematiseerde computerinvoer;
k. de situering, akoestisch relevante dimensies en de aard van de overige geluidsreflecterende en -afschermende objecten of constructies;
l. de scheidingslijn of scheidingslijnen tussen akoestisch harde en zachte bodemvlakken, met een aanduiding van de aard van de bodem;
m. in akoestisch gecompliceerde situaties, een grafische weergave van de bij de berekeningen gehanteerde geometrische invoergegevens;
n. de geluidsbelasting van een buitenschietbaan op de gevel van een gevoelig object of van de grens van een gevoelig terrein uitgedrukt in Bs,dan.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, onder 1°, kan voor militair gebruik worden volstaan met een beschrijving van het aantal wapens per representatieve categorie.

3. Ten behoeve van het akoestisch onderzoek, bedoeld in artikel 1.11, derde lid, van het besluit, wordt bij de bepaling van de geluidsbelasting van een buitenschietbaan rekening gehouden met:

a. de over een kalenderjaar energetisch gemiddelde bronsterkten volgens de methode, bedoeld in paragraaf 4.5 van bijlage 9, en met gebruikmaking van de gegevens uit het register, bedoeld in het achtste lid, en de op grond van bijlage 9 aangeleverde langjarig gemiddelde windprofielen, tenzij wordt aangetoond dat gegevens beschikbaar zijn die een gelijkwaardig of beter beeld geven van de geluidsemissie van de buitenschietbaan;
b. de invloed van de omgeving en de meteorologische omstandigheden op de geluidsoverdracht van de buitenschietbaan naar het immissiepunt.

4. Indien de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege een buitenschietbaan plaatsvindt op de gevel van een gevoelig gebouw, bevindt het immissiepunt zich op het punt van de gevel, waar de geluidsbelasting het hoogst is.

5. Indien de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege een buitenschietbaan plaatsvindt op de grens van een gevoelig terrein, bevindt het immissiepunt zich op het punt van de grens waar de geluidsbelasting het hoogst is.

6. Van de methode, bedoeld in hoofdstuk 4 van bijlage 9, kan geheel of gedeeltelijk worden afgeweken indien aannemelijk wordt gemaakt dat de toe te passen afwijking:

a. een belangrijke tijdbesparing of kostenbesparing oplevert en in de betreffende situatie nagenoeg even nauwkeurig is;
b. in de betreffende situatie belangrijk nauwkeuriger is, of
c. voldoende nauwkeurig is en de methode, bedoeld in hoofdstuk 4 van bijlage 9, in de betreffende situatie niet leidt tot een voldoende representatieve geluidsbelasting.

7. Indien de gegevens over het bronvermogen van een wapen- of munitiecombinatie niet of niet volledig beschikbaar zijn, wordt dit bepaald volgens de methode, bedoeld in paragraaf 4.4 van bijlage 9. Indien in het kader van de handhaving wordt beoordeeld of het bronvermogen overeenkomt met de in het akoestisch onderzoek gebruikte waarden, wordt de methode, bedoeld in paragraaf 4.5 van bijlage 9, toegepast.

8. De Minister van Infrastructuur en Milieu draagt zorg voor het in stand houden van een register van brongegevens van wapen- en munitiecombinaties als bedoeld in paragraaf 4.4 van bijlage 9. Het bevoegd gezag heeft op aanvraag inzage in dit register.


Onderdeel UUU

Dit artikel geeft de minimumvereisten voor de inhoud van het akoestisch onderzoek. Dit is grotendeels overeenkomstig de vereisten voor akoestisch onderzoek zoals die gesteld worden op basis van de Wet geluidhinder (Reken- en meetvoorschrift geluid 2012). De relevante bijlage bij het RMV 2012 is inhoudelijk ongewijzigd gebleven ten opzichte van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. Aangezien schietgeluid sterk afwijkt van industriegeluid (onder andere door het impulsachtige karakter) is een specifiek meetvoorschrift schietgeluid opgesteld. Deze handleiding is gebaseerd op onderzoek naar de hinderbeleving van schietgeluid en is door TNO uitgewerkt tot een volledige methodiek. Het vastleggen van deze methodiek als bijlage 9 bij de Activiteitenregeling borgt de wettelijke basis voor het gebruik zowel bij meldingsplichtige als vergunningplichtige situaties. Verder kan worden opgemerkt dat specifiek voor schietlawaai het aantal schoten en het type wapens waarmee die schoten worden afgevuurd, wordt bijgehouden. Dat is overigens staande praktijk voor schietbanen. Belangrijk in dit verband is dat de registratie per dag, avond, nacht en op zon- en feestdag dient te geschieden om een correcte verificatie van de geluidsbelasting mogelijk te maken.


Nieuw: Artikel 3.118a

De drijver van de inrichting registreert de volgende gegevens:

a. dagelijks het aantal schoten of ontploffingen per wapentype, per dag-, avond- en nachtperiode, per baan, en
b. voor de duur van de handhavingsmeting, bedoeld in paragraaf 4.4.1 van bijlage 9, de op dat tijdstip gebruikte wapens en verschoten munitie.


Onderdeel UUU

In dit artikel is een registratieverplichting opgenomen. Aangezien het door de vele overdrachtsgegevens die deel uitmaken van de rekenmethodiek nauwelijks mogelijk is controlemetingen uit te voeren, wordt door de handhavende instanties gebruik gemaakt van het geregistreerde aantal schoten, het kaliber van de verschoten munitie en de dagdelen waarin deze verschoten is. Deze parameters komen overeen met die van het akoestisch onderzoek dat bij de melding (artikelen 1.10 en 1.11 van het Activiteitenbesluit) is ingediend. Op deze wijze is een administratieve controle mogelijk van de akoestische belasting op de omgeving.