Activiteit
Houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven
Wanneer van toepassing
Houden van landbouwhuisdieren. Landbouwhuisdieren zijn dieren die voor productie van vee, vlees of eieren gehouden worden.
Let op!
1. Art 3.111 lid 2 AB bepaalt: de artikelen 3.112 tot en met 3.126 zijn niet van toepassing op inrichtingen waar minder dan 10 schapen, 5 paarden, 10 geiten, 25 stuks pluimvee, 25 konijnen en 10 overige landbouwhuisdieren worden gehouden. Omdat hiervoor slechts een beperkt aantal voorschriften geldt is hiervoor een afzonderlijke activiteit gemaakt.
2. Niet van toepassing op het fokken, houden of trainen van meer dan 25 vogels of meer dan 5 zoogdieren. Ook niet (meer) van toepassing op kinderboerderijen.
Wettelijke basis
Paragraaf 3.5.8 van het Activiteitenbesluit
Artikel 3.111 AB
Toelichting
Op landbouwhuisdieren is paragraaf 3.5.8 van toepassing. Landbouwhuisdieren zijn dieren die voor productie van vee, vlees of eieren gehouden worden.
Met ingang van de vierde tranche is er paragraaf 3.8.5 die van toepassing is op het houden, fokken of trainen van dieren buiten de landbouw. Paragraaf 3.8.5 geldt daarmee voor alle «andere» dieren. Het kan gaan om hondenkennels, hondentraining, valkeniers, volières, kinderboerderijen, hertenkampen, dierentuinen en dergelijke.
Het kan voorkomen dat dieren van een bepaalde diersoort bij een inrichting wel als landbouwhuisdier worden gehouden en bij een andere inrichting niet. Herten worden bijvoorbeeld in het ene geval voor het vlees gehouden en in het andere geval voor de sier. In het eerste geval geldt paragraaf 3.5.8 en in het tweede geldt geval paragraaf 3.8.5.
Kinderboerderijen vallen sinds de vierde tranche ook onder paragraaf 3.8.5. Landbouwhuisdieren zijn dieren die voor productie van vee, vlees of eieren gehouden worden. Bij kinderboerderijen gaat het vaak om dezelfde diersoorten, maar is het doel niet de productie. In deze paragraaf worden slechts beperkt voorschriften gesteld voor deze dieren. Gevolgen voor de omgeving (met name geluid en geur) zijn er wel. Voor het beoordelen van die gevolgen is het ruimtelijk ordeningsspoor echter leidend. Bij de locatiekeuze in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de gevolgen voor de omgeving, met name als de dieren in de buitenlucht worden gehouden of getraind.
Externe links
-
Activiteit id: 894
