Activiteit
Kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen
Wanneer van toepassing
Van toepassing op het vergisten van dierlijke mest met een verwerkingscapaciteit van ten hoogste 25.000 kubieke meter mest per jaar.
Tevens van toepassing op het voor of na het vergisten:
- a. biologisch behandelen van dierlijke meststoffen;
- b. opslaan van digestaat van het vergisten van dierlijke meststoffen, zolang dat nog biologisch actief is;
- c. opslaan, bewerken en transporteren van vergistinggas met een capaciteit voor de opslag in opslagtanks van ten hoogste 20.000 liter.
Wettelijke basis
Paragraaf 3.5.10 van het Activiteitenbesluit
Artikel 3.129c AB
Toelichting
De nieuwe paragraaf 3.5.10 bevat de voorschriften voor monovergisting. Dat is het vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen. Hoofddoel van deze wijziging is monovergisting van de mest van de eigen inrichting onder het Activiteitenbesluit te brengen. De drempel is hierbij ruim gekozen en ook is geen beperking gelegd op de herkomst van de mest.
De nieuwe paragraaf 3.5.10 bevat de voorschriften voor monovergisting. Dat is het vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen. Hoofddoel van deze wijziging is monovergisting van de mest van de eigen inrichting onder het Activiteitenbesluit te brengen. De drempel is hierbij ruim gekozen en ook is geen beperking gelegd op de herkomst van de mest. Voor de voorschriften maakt het namelijk niet uit of de dierlijke mest van de eigen inrichting of van elders komt. Voor de ruimtelijke inpasbaarheid kan dit uiteraard wel verschil uitmaken. De ruime drempel is gelegd op 25.000 kubieke meter per jaar, genoemd in categorie 7.4, van onderdeel C, bijlage I, bij het Bor.
Ter illustratie: Een volwassen koe produceert 20–30 m3 drijfmest per jaar. Voor een inrichting met 200 koeien is dat 4.000 m3 drijfmest (25.000 kubieke meter is mest van 6 bedrijven). Een varken produceert 1,2 tot 1,3 m3 drijfmest per dierplaats per jaar. Een inrichting met 2000 varkens produceert dan 2.500m3 drijfmest (25.000 kubieke meter is mest van ongeveer 10 bedrijven). Een vergistingsinstallatie bestaat uit verschillende onderdelen. Niet alle onderdelen vallen onder deze paragraaf. Het tweede lid geeft aan welke onderdelen wel onder deze paragraaf vallen.
Het biologisch behandelen van dierlijke meststoffen (bijvoorbeeld met enzymen of micro-organismen) vindt plaats met als doel de mineralen in de mest beter te scheiden, de zogenaamde mestraffinage. Alle biologische behandelingen voor of na het vergisten vallen onder deze paragraaf. De opslag van de dierlijke mest voor het vergisten valt niet onder deze paragraaf, maar onder paragraaf 3.4.5 (vaste dierlijke mest) of paragraaf 3.4.6 (drijfmest). De vergistingstank valt wel onder deze paragraaf. Als de dierlijke mest de vergister verlaat, is het nog niet helemaal uitgegist. Zolang de anaërobe organismen nog actief zijn, blijft deze paragraaf van toepassing. Pas op het moment dat de dierlijke mest is uitgegist, is het digestaat stabiel. De opslag van stabiel digestaat valt onder paragraaf 3.4.6. Het opslaan, bewerken en transporteren van biogas (vergistinggas volgens artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit) valt onder deze paragraaf. Er zijn twee varianten van de opslag van vergistinggas: onder lichte overdruk in een gaszak of gekoeld en verdicht tot vloeistof in een opslagtank. Beide varianten vallen onder deze paragraaf. Het toepassen van vergistinggas in een stookinstallatie valt onder paragraaf 3.2.1 (stookinstallaties). Het bewerken van het gas omvat het verwijderen van componenten zoals waterstofsulfide en ammoniak, het verhogen van het methaangehalte door het verwijderen van kooldioxide, het vloeibaar maken van het gas door een combinatie van drukverhoging en koeling, en het geschikt maken voor het invoeren in het openbaar net door drukverhoging, het geschikt maken als voertuigbrandstof door het op druk te brengen en het toevoegen van geurstof.
Het scheiden van mest in een dikke en dunne fractie maakt een bedrijf niet vergunningplichtig. De redenen voor vergunningplicht voor handelingen met dierlijke mest zijn te vinden in categorie 7.5, onderdeel C, van bijlage I bij het Bor. Daar is onder andere opgenomen dat vergunningplicht geldt voor het verwerken van dierlijke mest. Mest scheiden in een dikke en dunne fractie wordt gezien als het bewerken, niet verwerken van mest. Er zijn geen specifieke voorschriften in het besluit opgenomen. Als een inrichting type B naast monovergisting ook digestaat in een dikke en dunne fractie gaat scheiden, blijft het een inrichting type B en is op de scheiding de zorgplicht van toepassing
Externe links
-
Activiteit id: 1019
